EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32015D0004

Besluit (EU) 2015/656 van de Europese Centrale Bank van 4 februari 2015 betreffende de voorwaarden krachtens welke kredietinstellingen overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 tussentijdse of eindejaarsresultaten mogen opnemen in het tier 1-kernkapitaal (ECB/2015/4)

PB L 107 van 25.4.2015, blz. 76–81 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/656/oj

25.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/76


BESLUIT (EU) 2015/656 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 februari 2015

betreffende de voorwaarden krachtens welke kredietinstellingen overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 tussentijdse of eindejaarsresultaten mogen opnemen in het tier 1-kernkapitaal (ECB/2015/4)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), met name artikel 4, lid 1, onder d), en artikel 4, lid 3, tweede alinea,

Overwegende:

(1)

Artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) heeft een nieuwe procedure ingevoerd luidens welke de bevoegde autoriteit toestemming moet verlenen voor het opnemen van tussentijdse of eindejaarsresultaten in het tier 1-kernkapitaal voordat de instelling een formeel besluit heeft genomen ter bevestiging van de uiteindelijke resultaten van de instelling voor dat jaar. Die toestemming wordt verleend indien aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan: deze resultaten zijn getoetst door personen die onafhankelijk zijn van de instelling en verantwoordelijk zijn voor de controle van de rekeningen van die instelling; de instelling heeft ten genoegen van de bevoegde autoriteit aangetoond dat alle te verwachten lasten en dividenden van het bedrag van deze resultaten zijn afgetrokken.

(2)

Artikel 2 en 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 van de Commissie (3) definiëren de betekenis van „te verwachten” binnen het kader van artikel 26, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (4) stelt uniforme voorschriften vast met betrekking tot toezichtrapportage.

(4)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 is de Europese Centrale Bank (ECB) de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het verlenen van toestemming aan onder haar directe toezicht staande kredietinstellingen om de tussentijdse of eindejaarsresultaten op te nemen in het tier 1-kernkapitaal, zulks indien aan de bovenvermelde voorwaarden is voldaan.

(5)

Indachtig het feit dat Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 de benadering heeft geharmoniseerd van de aftrek van de te verwachten dividenden van de tussentijdse of eindejaarsresultaten voor het verlenen van de in artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde toestemming om de tussentijdse of eindejaarsresultaten op te nemen in het tier 1-kernkapitaal, zulks indien aan de bovenvermelde voorwaarden is voldaan.

(6)

Indien niet wordt voldaan aan de voor de toepassing van dit besluit geldende voorwaarden, zal de ECB verzoeken om toestemming om de tussentijdse of eindejaarsresultaten op te mogen nemen in het tier 1-kernkapitaal individueel beoordelen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   Dit besluit stelt de voorwaarden vast krachtens welke de ECB toestemming verleent aan kredietinstellingen om de tussentijdse of eindejaarsresultaten op te nemen in het tier 1-kernkapitaal, zulks krachtens artikel 26, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

2.   Dit besluit laat de rechten van kredietinstellingen onverlet om de ECB te verzoeken toestemming te verlenen om de tussentijdse of eindejaarsresultaten op te nemen in het tier 1-kernkapitaal in niet door dit besluit bestreken gevallen.

3.   Dit besluit is van toepassing op kredietinstellingen die onder direct ECB-toezicht staan, zulks overeenkomstig Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (5).

Artikel 2

Definities

Binnen het kader van dit besluit gelden de volgende definities:

1.   „kredietinstelling”: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en die onder toezicht van de ECB staat;

2.   „geconsolideerde basis”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, punt 48), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

3.   „gesubconsolideerde basis”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, punt 49), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

4.   „consoliderende entiteit”: de kredietinstelling die op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis voldoet aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 575/2013, al naargelang, overeenkomstig artikel 11 en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

5.   „tussentijdse winst”: winst als vastgelegd in het toepasselijke kader voor financiële verslaglegging, berekend voor een referentieperiode die korter is dan een volledig boekjaar, en voordat de kredietinstelling een formeel besluit heeft genomen dat die winst of dat verlies van de instelling bevestigt;

6.   „eindejaarsresultaat”: winst als vastgelegd in het toepasselijke kader voor financiële verslaglegging, berekend voor een referentieperiode die gelijk is aan een volledig boekjaar, en voordat de kredietinstelling een formeel besluit heeft genomen dat die winst of dat verlies van de instelling bevestigt;

7.   „winstuitkeringspercentage op geconsolideerd niveau”: is de verhouding tussen: a) dividenden, met uitzondering van dividenden die worden uitgekeerd in een vorm die het tier 1-kernkapitaal niet verlaagt (bv. stockdividend), uitgekeerd aan de eigenaars van de consoliderende entiteit, en b) winst na belastingen, toe te rekenen aan de eigenaars van de consoliderende entiteit. Indien voor een bepaald jaar de verhouding tussen a) en b) negatief is of boven de 100 % ligt, wordt het winstuitkeringspercentage geacht 100 % te zijn. Indien voor een bepaald jaar b) nul is, wordt het winstuitkeringspercentage geacht 0 % te zijn, indien a) nul is, en 100 %, indien a) hoger dan nul is;

8.   „winstuitkeringspercentage op individueel niveau”: is de verhouding tussen: a) dividenden, met uitzondering van dividenden die worden uitgekeerd in een vorm die het tier 1-kernkapitaal niet verlaagt (bv. stockdividend), uitgekeerd aan de eigenaars van de entiteit, en b) winst na belastingen. Indien voor een bepaald jaar de verhouding tussen a) en b) negatief is of boven de 100 % ligt, wordt het winstuitkeringspercentage geacht 100 % te zijn. Indien voor een bepaald jaar b) nul is, wordt het winstuitkeringspercentage geacht 0 % te zijn, indien a) nul is, en 100 %, indien a) hoger dan nul is.

Artikel 3

Toestemming om tussentijdse of eindejaarsresultaten op te mogen nemen in het tier 1-kernkapitaal

1.   Binnen het kader van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt het kredietinstellingen toegestaan om tussentijdse of eindejaarsresultaten in het tier 1-kernkapitaal op te nemen voordat een formeel besluit is genomen dat de finale winst of het finale verlies van de instelling voor het jaar bevestigt, mits de kredietinstelling heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 4 en 5 van dit besluit.

2.   Aan de voorwaarden van artikel 4 en 5 wordt voldaan voor de indiening van de toepasselijke rapportage inzake eigen vermogen en eigenvermogensvereisten overeenkomstig de rapportage-indieningsdatums zoals bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

3.   Kredietinstellingen die voornemens zijn tussentijdse of eindejaarsresultaten in het tier 1-kernkapitaal op te nemen, sturen een brief ter attentie van de ECB met de in artikel 4 en 5 van dit besluit vereiste documentatie. Binnen de drie werkdagen na de ontvangst van de betrokken documentatie deelt de ECB de kredietinstellingen mee of die documentatie de in dit besluit vereiste informatie bevat.

Artikel 4

Winsttoetsing

1.   De ECB oordeelt dat aan het toetsingsvereiste uit hoofde van artikel 26, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 is voldaan indien de kennisgevende kredietinstelling de ECB een door haar accountant ondertekend document verstrekt dat voldoet aan de vereisten van leden 3 en 4.

2.   Kredietinstellingen die hun voornemen kenbaar maken om tussentijdse of eindejaarsresultaten op te nemen in het tier 1-kernkapitaal, op uiteenlopende consolidatieniveaus of individueel, mogen het in lid 1 bedoelde document indienen op het hoogste consolidatieniveau.

3.   Voor eindejaarsresultaten behelst de verificatie hetzij een accountantsrapport, hetzij een ondersteunende brief waarin verklaard wordt dat de audit niet is voltooid en volgens de accountant niets indiceert dat het eindrapport een accountantsverklaring met voorbehoud zal omvatten.

4.   Voor tussentijdse resultaten behelst de verificatie hetzij een accountantsrapport, hetzij een evaluatieverslag (zoals bedoeld in de „International Standard on Review Engagements 2410”, opgesteld door de „International Auditing and Assurance Standards Board” of een vergelijkbare op nationaal niveau toepasselijke norm), hetzij een ondersteunende brief zoals bedoeld in lid 3, mits de door de kredietinstelling uitgevoerde toetsing een accountantsrapport behelst.

Artikel 5

Aftrek van winsten van te verwachten lasten en dividenden

1.   Om aan te tonen dat te verwachten lasten en dividenden zijn afgetrokken van het winstbedrag:

a)

verstrekt de kredietinstelling een verklaring dat die winsten zijn geregistreerd overeenkomstig de in het toepasselijke kader voor financiële verslaglegging vastgelegde beginselen, en dat de reikwijdte van de prudentiële consolidatie niet wezenlijk groter is dan de reikwijdte van de in het artikel 4 bedoelde document van de externe accountant genoemde toetsing, en

b)

dient de kredietinstelling bij de ECB een document in dat een bevoegd persoon heeft ondertekend met een gedetailleerde opsomming van de belangrijkste bestanddelen van die tussentijdse of eindejaarsresultaten, waaronder de aftrek van de te verwachten lasten en dividenden.

2.   Indien tussentijdse of eindejaarsresultaten moeten worden opgenomen op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis moet de consoliderende entiteit voldoen aan de in lid 1 bedoelde vereisten.

3.   De af te trekken dividenden zijn het door het beheerorgaan formeel voorgestelde of vastgestelde bedrag. Indien een dergelijk formeel voorstel nog niet is gedaan of een dergelijk formeel besluit nog niet is genomen, zijn dividenden het hoogste van:

a)

de maximumvoorziening voor dividenden berekend overeenkomstig het interne dividendbeleid;

b)

dividenden berekend op basis van het gemiddelde winstuitkeringspercentage van de afgelopen drie jaar;

c)

dividenden berekend op basis van het winstuitkeringspercentage van het afgelopen jaar.

4.   Enige aftrek van dividenden die is gebaseerd op een niet in lid 3 genoemde benadering, valt niet onder dit besluit.

5.   Binnen het kader van lid 1, onder b), is een gekwalificeerd persoon de persoon die in naam van het beheerorgaan bevoegd is tot ondertekening.

6.   Binnen het kader van lid 1 gebruiken instellingen de modelbrief in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 6

Inwerkingtreding

1.   Dit besluit treedt op 6 februari 2015 in werking.

2.   Dit besluit is van toepassing met ingang van de rapportagereferentiedatum 31 december 2014 overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 februari 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen betreffende eigenvermogensvereisten voor instellingen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 8).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling voor een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).


BIJLAGE

[Naam en details van de instelling]

[Naam en details van de GTT-coördinator]

[Plaats, datum]

[Referentie instelling]

Opname van resultaten in tier 1-kernkapitaal

Geachte [heer, mevrouw]

Binnen het kader van de indiening van toezichtrapportage zoals bedoeld in [voorgeschreven rapportagereferentiedatum], krachtens artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad en krachtens Besluit (EU) 2015/656 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/4), maak ik bij deze het voornemen bekend van [naam van de instelling/bankgroep/banksubgroep] om in haar [individuele/geconsolideerde] tier 1-kernkapitaal de nettowinst op te nemen resulterende uit haar [tussentijdse/jaarlijkse] financiële overzichten per [balansdatum].

De in het tier 1-kernkapitaal op te nemen nettowinsten zijn als volgt berekend:

a)

niet-uitgekeerde winst voor belastingen

[0 EUR]

b)

belastingen

[0 EUR]

c)

overige door de toezichthouder opgelegde lasten (1)

[0 EUR]

d)

overige te verwachten niet in de winst-en-verliesrekening opgenomen lasten (2)

[0 EUR]

e)

totale lasten (b + c + d)

[0 EUR]

f)

vastgesteld of voorgesteld dividend (3)

[0 EUR/blanco]

g)

maximumdividend krachtens intern beleid (4)

[0 EUR]

h)

dividend overeenkomstig het gemiddelde winstuitkeringspercentage (afgelopen drie jaar) (5)

[0 EUR]

i)

dividend overeenkomstig het winstuitkeringspercentage van het afgelopen jaar

[0 EUR]

j)

af te trekken dividend (max (g, h, i) mits f) blanco is; f) in andere gevallen)

[0 EUR]

k)

impact van wettelijke beperkingen (6)

[0 EUR]

l)

winst kan in tier 1-kernkapitaal (a — e — j + k) opgenomen worden

[0 EUR]

Ten aanzien van het hierbovenstaande verklaar ik dat:

de cijfers hierboven naar mijn weten accuraat zijn;

de winsten zijn geverifieerd door personen die onafhankelijk van deze instelling zijn en verantwoordelijk voor de controle van de rekeningen van de instelling, zoals vereist uit hoofde van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en Besluit (EU) 2015/656 (ECB/2015/4). Dienaangaande voeg ik [het accountantsrapport/het toetsingsrapport/de ondersteunende brief] van [naam accountant] bij;

de winsten zijn beoordeeld overeenkomstig de in het toepasselijke kader voor financiële verslaglegging vastgelegde beginselen;

te verwachten lasten of dividenden zijn afgetrokken van het bedrag van de winsten, zoals hiervoor aangetoond;

het bedrag aan af te trekken dividenden is geraamd overeenkomstig Besluit (EU) 2015/656 (ECB/2015/4). Met name zijn aftrekbare dividenden gebaseerd op een formeel besluit/voorstel of, bij gebreke van dat formeel besluit/voorstel, het hoogste van: i) maximumdividend krachtens dividendbeleid; ii) dividend overeenkomstig het gemiddelde winstuitkeringspercentage (afgelopen drie jaar); iii) dividend overeenkomstig het winstuitkeringspercentage van het afgelopen jaar. Indien de verwachte dividenduitkering is berekend op basis van een uitkeringsscala en niet op basis van een vaste waarde, is de top van dat scala gebruikt;

het beheerorgaan van [naam van de instelling/bankgroep/banksubgroep] verbindt zich ertoe een dividenduitkeringsvoorstel te doen dat volledig strookt met de bovengenoemde nettowinstberekening.

Hoogachtend,

[naam en positie van tekenbevoegde]


(1)  Artikel 3, lid 1, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014.

(2)  Artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014.

(3)  Artikel 2, leden 2 en 10 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014. Dit moet gelijk zijn aan nihil indien formeel is voorgesteld of besloten geen dividend uit te keren. Bij gebreke van een formeel voorstel of besluit wordt dit veld niet ingevuld.

(4)  Artikel 2, lid 4 tot en met 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014.

(5)  Artikel 2, lid 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014.

(6)  Artikel 2, lid 9, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014.


Naar boven