EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32014D0039(01)

2014/723/EU: Besluit van de Europese Centrale Bank van 17 september 2014 houdende de tenuitvoerlegging van scheiding tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtfunctie van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/39)

PB L 300 van 18.10.2014, blz. 57–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/723/oj

18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/57


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 september 2014

houdende de tenuitvoerlegging van scheiding tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtfunctie van de Europese Centrale Bank

(ECB/2014/39)

(2014/723/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), inzonderheid artikel 25, lid 1, 2 en 3,

Overwegende:

(1)

Verordening (EU) nr. 1024/2013 (hierna de „GTM-verordening”) stelt het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme vast (GTM) dat is samengesteld uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale bevoegde autoriteiten (NBA's) van deelnemende lidstaten.

(2)

De ECB is ingevolge artikel 25, lid 2 van de GTM-verordening gehouden haar toezichttaken uit te voeren zonder afbreuk te doen aan en gescheiden van haar taken op het gebied van monetair beleid en andere taken. De toezichttaken van de ECB mogen niet interfereren met, noch worden bepaald door, haar taken op het gebied van monetair beleid. Bovendien mogen deze toezichttaken niet de taken van de ECB ten aanzien van het Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR) of enige andere taken doorkruisen. De ECB is verplicht verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de wijze waarop zij aan deze bepaling heeft voldaan. De toezichttaken van de ECB laten het doorlopende toezicht op de solvabiliteit van haar tegenpartijen op het gebied van monetair beleid onverlet. Bovendien dienen de personeelsleden die betrokken zijn bij de uitvoering van toezichttaken organisatorisch gescheiden te zijn van personeelsleden die betrokken zijn bij de uitvoering van de andere aan de ECB opgedragen taken en gescheiden rapportagelijnen in acht te nemen.

(3)

De ECB is ingevolge artikel 25, lid 3 van de GTM-verordening gehouden om de nodige interne voorschriften voor de toepassing van artikel 25, lid 1 en 2 vast te stellen en bekend te maken, waaronder voorschriften inzake het beroepsgeheim en informatie-uitwisseling tussen de beide werkterreinen.

(4)

De ECB is ingevolge artikel 25, lid 4 van de GTM-verordening gehouden om ervoor te zorgen dat de monetaire en de toezichtfuncties volledig zijn gedifferentieerd in de werkzaamheden van de Raad van bestuur. Die differentiatie behelst strikt gescheiden vergaderingen en agenda's.

(5)

Teneinde een scheiding tussen de taken op het gebied van monetair beleid en de toezichttaken te waarborgen is de ECB ingevolge artikel 25, lid 5 van de GTM-verordening gehouden om een bemiddelingspanel op te zetten voor het oplossen van meningsverschillen van de bevoegde autoriteiten van deelnemende lidstaten met betrekking tot een bezwaar van de Raad van bestuur tegen een ontwerpbesluit van de Raad van toezicht. Dit panel telt één lid per deelnemende lidstaat, door iedere lidstaat gekozen uit de leden van de Raad van bestuur en de Raad van toezicht. De besluiten van het panel worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, waarbij ieder lid één stem heeft. De ECB is verplicht een verordening op te stellen waarbij het bemiddelingspanel wordt opgericht en zijn reglement van orde wordt vastgesteld en maakt deze openbaar; in dit kader heeft de ECB Verordening (EU) nr. 673/2014 van de Europese Centrale Bank vastgesteld (ECB/2014/26) (2).

(6)

Het reglement van orde van de ECB is gewijzigd (3) teneinde de interne organisatie van de ECB en haar besluitvormende organen aan te passen aan de nieuwe, uit de GTM-verordening voortgekomen vereisten en de interactie te verduidelijken van de organen die betrokken zijn bij het proces van voorbereiding en vaststelling van toezichtbesluiten.

(7)

Artikel 13 octies tot en met artikel 13 undecies van het reglement van orde van de ECB geven details inzake de vaststelling van besluiten door de Raad van bestuur met betrekking tot zaken die gerelateerd zijn aan de GTM-verordening. Meer in het bijzonder betreft artikel 13 octies de vaststelling van besluiten zoals vermeld in artikel 4 van de GTM-verordening; artikel 13 nonies betreft de vaststelling van besluiten ter uitoefening van de in artikel 5 van de GTM-verordening vermelde taken, waarmee de in artikel 26, lid 8 van de GTM-verordening vastgestelde vereisten worden uitgevoerd.

(8)

Artikel 13 duodecies van het reglement van orde van de ECB bepaalt dat de ECB toezichttaken dient uit te voeren zonder afbreuk te doen aan en gescheiden van haar taken op het gebied van monetair beleid en andere taken. In dit kader dient de ECB alle noodzakelijke maatregelen te treffen teneinde scheiding tussen haar monetaire beleidsfunctie en haar toezichtfunctie te garanderen. Tegelijkertijd dient de scheiding tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtfunctie geen belemmering te vormen voor de uitwisseling tussen deze twee functiegebieden van gegevens die noodzakelijk zijn voor de realisering van de taken van de ECB en het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB).

(9)

Artikel 13 terdecies van het reglement van orde van de ECB bepaalt dat vergaderingen van de Raad van bestuur met betrekking tot toezichttaken gescheiden dienen plaats te vinden van normale vergaderingen van de Raad van bestuur en een aparte agenda moeten hebben.

(10)

Artikel 13 quaterdecies van het reglement van orde van de ECB inzake de interne structuur met betrekking tot toezichttaken bepaalt dat de bevoegdheden van de directie met betrekking tot de interne structuur en het personeel van de ECB de toezichttaken omvatten. De directie dient overleg te plegen met de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad van toezicht inzake deze interne structuur. De Raad van toezicht kan in onderlinge overeenstemming met de directie tijdelijke substructuren, zoals een werkgroep of een taskforce, in het leven roepen en ontbinden. Deze assisteren bij het werk inzake de toezichttaken en brengen verslag uit aan de Raad van toezicht. Artikel 13 quaterdecies bepaalt dat de president van de ECB, na overleg met de voorzitter van de Raad van toezicht, een secretaris van de Raad van toezicht en het Stuurcomité benoemt. De secretaris stemt onderling af met de secretaris van de Raad van bestuur bij de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad van bestuur over toezichttaken en is verantwoordelijk voor het opstellen van de beraadslagingen van deze vergaderingen.

(11)

Overweging 66 van de GTM-verordening bepaalt dat de organisatorische scheiding van personeelsleden betrekking moet hebben op alle diensten die noodzakelijk zijn voor een onafhankelijk monetair beleid, en ervoor moet zorgen dat de uitvoering van de toezichttaken volledig onderworpen is aan democratische verantwoordingsplicht en toezicht als bedoeld in de GTM-verordening. Personeelsleden die zijn betrokken bij de uitvoering van toezichttaken moeten verslag uitbrengen aan de voorzitter van de Raad van toezicht. Binnen dit kader en ter uitvoering van de vereisten in artikel 25, lid 2 van de GTM-verordening (4) heeft de ECB een structuur ingericht van vier Directoraten-generaal voor de uitvoering van toezichttaken en een secretariaat van de Raad van toezicht, dat functioneel rapporteert aan de voorzitter en vicevoorzitter van de Raad van toezicht. Verder heeft de ECB verschillende bedrijfsonderdelen aangewezen om middels gedeelde diensten ondersteuning te verlenen aan zowel de monetaire beleidsfunctie als de toezichtfunctie van de ECB, daar waar dergelijke ondersteuning niet leidt tot belangenverstrengeling tussen de doeleinden van de toezichtfunctie en de monetaire beleidsfunctie van de ECB. Binnen verscheidene bedrijfsonderdelen voor gedeelde diensten zijn afdelingen opgezet die zich bezighouden met toezichttaken.

(12)

Artikel 37 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank legt een beroepsgeheim op aan leden van de bestuursorganen en de personeelsleden van de ECB en de nationale centrale banken. Overweging 74 van de GTM-verordening stelt vast dat de Raad van toezicht, het stuurcomité en de personeelsleden van de ECB die toezichttaken verrichten, moeten worden onderworpen aan passende voorschriften inzake het beroepsgeheim. Artikel 27 van de GTM-verordening breidt het beroepsgeheim uit naar leden van de Raad van toezicht en door deelnemende lidstaten gedetacheerde personeelsleden die toezichttaken vervullen.

(13)

De uitwisseling van gegevens tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtfunctie van de ECB dient strikt binnen de door Unierecht vastgestelde limieten georganiseerd te worden (5), waarbij rekening wordt gehouden met het beginsel van de scheiding van taken. Verplichtingen ter bescherming van vertrouwelijke informatie die zijn neergelegd in toepasselijke wet- en regelgeving, zoals Verordening (EG) nr. 2533/98 (6) van de Raad met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens en de bepalingen van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) met betrekking tot het uitwisselen van toezichtgegevens, zijn van toepassing. Met inachtneming van de in dit besluit neergelegde bepalingen, is het beginsel van de scheiding van taken van toepassing op de uitwisseling van vertrouwelijke informatie vanuit zowel de monetaire beleidsfunctie naar de toezichtfunctie als vanuit de toezichtfunctie naar de monetaire beleidsfunctie van de ECB.

(14)

Overweging 65 van de GTM-verordening stelt dat de ECB verantwoordelijk is voor de uitvoering van monetaire beleidsfuncties ter handhaving van de prijsstabiliteit overeenkomstig artikel 127, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het doel van haar toezichttaken is de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel te beschermen; deze taken moeten derhalve volledig gescheiden worden uitgevoerd ten opzichte van de monetaire beleidsfunctie om belangenconflicten te vermijden en ervoor te zorgen dat elk van deze beleidsfuncties overeenkomstig de specifieke doelstelling daarvan wordt uitgeoefend. Tegelijkertijd dient effectieve scheiding van de monetaire beleidsfunctie en de toezichtfunctie niet in de weg te staan aan het profijt trekken, waar mogelijk en gewenst, van alle voordelen die verwacht kunnen worden als resultaat van het combineren van deze twee beleidsfuncties in dezelfde instelling, inclusief het benutten van de uitgebreide expertise van de ECB op het gebied van macro-economische en financiële-stabiliteitsvraagstukken en het terugdringen van dubbel werk bij het verzamelen van gegevens. Het is daarom noodzakelijk te voorzien in mechanismen die een passende stroom van gegevens en andere vertrouwelijke informatie mogelijk maakt tussen de twee beleidsfuncties.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer en doelstellingen

1.   Dit besluit omschrijft de regelingen ter naleving van het vereiste van scheiding van de monetaire beleidsfunctie van de ECB van haar toezichtfunctie (gezamenlijk aangeduid als „de beleidsfuncties”), in het bijzonder met betrekking tot het beroepsgeheim en de uitwisseling van gegevens tussen de twee beleidsfuncties.

2.   De ECB is gehouden haar toezichttaken uit te voeren zonder afbreuk te doen aan en gescheiden van haar taken op het gebied van monetair beleid en andere taken. De toezichttaken van de ECB mogen niet interfereren met, noch worden bepaald door, haar taken op het gebied van monetair beleid. De toezichttaken van de ECB mogen evenmin interfereren met haar taken in verband met het ECSR en andere taken. De toezichttaken van de ECB en het doorlopende toezicht op de financiële soliditeit en solvabiliteit van de tegenpartijen van het Eurosysteem op het gebied van monetair beleid worden zodanig geformuleerd dat zij niet leiden tot verstoring van het doel van elk van deze functies.

3.   De ECB zorgt ervoor dat de monetaire en de toezichtfuncties volledig zijn gedifferentieerd in de werkzaamheden van de Raad van bestuur. Die differentiatie behelst strikt gescheiden vergaderingen en agenda's.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt bedoeld met:

1.   „vertrouwelijke informatie”: gegevens die op basis van de geheimhoudingsregeling van de ECB worden geclassificeerd als „ECB-CONFIDENTIAL” of „ECB-SECRET”; andere vertrouwelijke informatie, inclusief informatie die onder regels inzake gegevensbescherming of onder een beroepsgeheim valt, gecreëerd binnen de ECB of aan haar doorgegeven door andere organen of individuen; alle vertrouwelijke informatie die valt onder de regels inzake beroepsgeheim van Richtlijn 2013/36/EU; en voorts vertrouwelijke statistische informatie conform Verordening (EG) nr. 2533/98;

2.   „need-to-know”: de noodzaak om in het kader van naleving van een wettelijke functie of taak van de ECB toegang te hebben tot vertrouwelijke informatie, die in het geval van informatie die is aangeduid met „ECB-CONFIDENTIAL” zodanig ruim is dat personeelsleden toegang hebben tot informatie die van belang is voor hun taken en met minimaal tijdverlies taken van collega's kunnen overnemen;

3.   „ruwe gegevens”: gegevens die zijn doorgestuurd door informatieplichtigen na statistische verwerking en validatie, of gegevens die door de ECB zijn gegenereerd in de uitoefening van haar functies;

4.   „ECB-geheimhoudingsregeling”: de regeling van de ECB die definieert hoe gegevens van de ECB geclassificeerd, behandeld en beschermd moeten worden.

Artikel 3

Organisatorische scheiding

1.   De ECB houdt zelfstandige besluitvormingsprocedures aan voor haar toezichtfunctie en monetaire beleidsfunctie.

2.   Alle arbeidseenheden van de ECB vallen onder het beheer van de directie. De bevoegdheid van de directie ten aanzien van de interne structuur en de personeelsleden van de ECB omvat de toezichttaken. De directie pleegt overleg met de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad van toezicht inzake de interne structuur.

3.   ECB-personeelsleden die betrokken zijn bij de uitvoering van toezichttaken worden organisatorisch gescheiden van personeelsleden die betrokken zijn bij de uitvoering van andere aan de ECB opgedragen taken. Personeel dat betrokken is bij de uitvoering van toezichttaken rapporteert aan de directie ten aanzien van organisatorische, personeels- en administratieve kwesties, maar rapporteert functioneel aan de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad van toezicht, met inachtneming van de in lid 4 genoemde uitzondering.

4.   De ECB kan gedeelde diensten creëren ter ondersteuning van zowel de monetaire beleidsfunctie als de toezichtfunctie zodat wordt verzekerd dat deze ondersteunende diensten niet worden gedupliceerd; dit draagt bij aan een efficiënte en doelmatige dienstverlening. Dergelijke diensten zijn niet onderworpen aan artikel 6 voor wat betreft hun gegevensuitwisseling met de betreffende beleidsfuncties.

Artikel 4

Beroepsgeheim

1.   Leden van de Raad van toezicht, van het stuurcomité en van enige substructuur die is opgericht door de Raad van toezicht, personeelsleden van de ECB en door deelnemende lidstaten gedetacheerd personeel die toezichttaken uitoefenen, mogen, ook nadat hun taken zijn beëindigd, geen gegevens openbaar maken die onder het beroepsgeheim vallen.

2.   Personen die toegang hebben tot gegevens welke vallen onder Uniewetgeving waarbij een geheimhoudingsplicht wordt opgelegd, dienen die wetgeving na te leven.

3.   Personen die direct of indirect, permanent of incidenteel, diensten verstrekken ten behoeve van de uitoefening van toezichttaken, worden door de ECB door middel van contractuele afspraken aan gelijkwaardige voorschriften inzake beroepsgeheim onderworpen.

4.   De in Richtlijn 2013/36/EU opgenomen regels inzake beroepsgeheim zijn van toepassing op de in lid 1 tot en met 3 genoemde personen. Met name dient vertrouwelijke informatie waarvan deze personen beroepshalve kennis krijgen uitsluitend in een samengevatte of geaggregeerde vorm openbaar te worden gemaakt, zodanig dat individuele kredietinstellingen niet kunnen worden geïdentificeerd, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen.

5.   Indien echter een kredietinstelling failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd, mag vertrouwelijke informatie die geen betrekking heeft op derden die betrokken zijn bij pogingen om die kredietinstelling te redden, in het kader van civiele of handelsrechtelijke procedures openbaar worden gemaakt.

6.   Dit artikel belet de toezichtfunctie van de ECB niet om gegevens uit te wisselen met andere Unieautoriteiten of nationale autoriteiten in overeenstemming met toepasselijk Unierecht. Aldus uitgewisselde gegevens zijn onderworpen aan lid 1 tot en met 5.

7.   De ECB-geheimhoudingsregeling is van toepassing op de ECB-leden van de Raad van toezicht, ECB-personeelsleden en de door de deelnemende lidstaten gedetacheerde personeelsleden die toezichttaken uitoefenen, ook nadat hun taken zijn beëindigd.

Artikel 5

Algemene beginselen inzake de toegang tot gegevens tussen de beleidsfuncties en classificatie

1.   Niettegenstaande artikel 4 mogen gegevens uitgewisseld worden tussen de beleidsfuncties, op voorwaarde dat dit is toegestaan op basis van relevant Unierecht.

2.   Met uitzondering van ruwe gegevens, worden gegevens in overeenstemming met de ECB-geheimhoudingsregeling geclassificeerd door de ECB-beleidsfunctie die in bezit is van de gegevens. Ruwe gegevens worden apart geclassificeerd. De uitwisseling van vertrouwelijke informatie tussen de twee beleidsfuncties wordt beheerst door de besluitvormings- en procedureregels die voor dit doel zijn opgesteld, alsmede een „need-to-know”-vereiste dat aangetoond dient te worden door de verzoekende ECB-beleidsfunctie.

3.   De toegang door de toezichtfunctie of de monetaire beleidsfunctie tot vertrouwelijke informatie van de respectievelijke andere beleidsfunctie wordt bepaald door de ECB-beleidsfunctie die in bezit is van de informatie in overeenstemming met de ECB-geheimhoudingsregeling, tenzij anders aangegeven in dit besluit. In geval van een conflict tussen de twee beleidsfuncties van de ECB inzake toegang tot vertrouwelijke informatie, wordt de toegang tot de vertrouwelijke informatie bepaald door de directie in overeenstemming met het beginsel van de scheiding van taken. Consistentie van besluiten ten aanzien van toegangsrechten en adequate vastlegging van dergelijke besluiten wordt verzekerd.

Artikel 6

Uitwisseling van vertrouwelijke informatie tussen beleidsfuncties

1.   De beleidsfuncties van de ECB maken op verzoek op „need-to-know”-basis vertrouwelijke informatie in de vorm van niet-geanonimiseerde gemeenschappelijke verslagleggingsgegevens (COREP) en financiële verslagleggingsgegevens (FINREP) (8) alsmede andere ruwe data openbaar aan de respectievelijke andere beleidsfunctie van de ECB, mits dit is goedgekeurd door de directie, behalve voor zover anders bepaald door Unierecht. De toezichtfunctie van de ECB maakt vertrouwelijke informatie op verzoek op „need-to-know”-basis openbaar aan de monetaire beleidsfunctie van de ECB in de vorm van geanonimiseerde COREP- en FINREP-gegevens, behalve voor zover anders bepaald door Unierecht.

2.   De beleidsfuncties van de ECB maken geen vertrouwelijke informatie openbaar die beoordelingen of beleidsaanbevelingen gericht aan de respectievelijke andere beleidsfunctie bevat, behalve uit hoofde van een verzoek op „need-to-know”-basis, waarbij zeker gesteld wordt dat iedere beleidsfunctie wordt uitgeoefend in overeenstemming met de toepasselijke doelstellingen en op voorwaarde dat een dergelijke openbaarmaking expliciet is goedgekeurd door de directie.

De beleidsfuncties van de ECB mogen aan de respectievelijke andere beleidsfunctie vertrouwelijke geaggregeerde gegevens openbaar maken die noch individuele bankgegevens noch beleidsgevoelige gegevens bevatten met betrekking tot de voorbereiding van besluiten, uit hoofde van een verzoek op „need-to-know”-basis, waarbij zeker gesteld wordt dat iedere beleidsfunctie wordt uitgeoefend in overeenstemming met de toepasselijke doelstellingen.

3.   De analyse van de op basis van dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie wordt autonoom verricht door de ontvangende beleidsfunctie in overeenstemming met het doel daarvan. Ieder opvolgend besluit wordt uitsluitend op deze basis genomen.

Artikel 7

Uitwisseling van vertrouwelijke informatie zijnde persoonsgegevens

De uitwisseling van persoonsgegevens wordt beheerst door toepasselijk Unierecht betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

Artikel 8

Uitwisseling van vertrouwelijke informatie in noodsituaties

Onverminderd artikel 6 geldt dat, in een noodsituatie zoals omschreven in artikel 114 van Richtlijn 2013/36/EU, de ECB-beleidsfuncties onverwijld vertrouwelijke informatie communiceren naar de respectievelijke andere beleidsfunctie van de ECB indien die informatie relevant is voor de uitoefening van haar taken met betrekking tot de betreffende noodsituatie.

Artikel 9

Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 17 september 2014.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Verordening (EU) nr. 673/2014 van de Europese Centrale Bank van 2 juni 2014 betreffende de oprichting van een bemiddelingspanel en zijn reglement van orde (ECB/2014/26) (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 72).

(3)  Besluit ECB/2014/1 van 22 januari 2014 tot wijziging van Besluit ECB/2004/2 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (PB L 95 van 29.3.2014, blz. 56).

(4)  Zie ook overweging O van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank over de praktische regelingen in verband met de uitoefening van democratische verantwoordingsplicht en toezicht op de uitoefening van de taken die in het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme aan de Europese Centrale Bank zijn opgedragen (2013/694/EU) (PB L 320 van 30.11.2013, blz. 1) en overweging G van het „Memorandum of Understanding between the Council of the European Union and the European Central Bank on the cooperation on procedures related to the Single Supervisory Mechanism (SSM)”.

(5)  Zie overweging H van het Interinstitutioneel Akkoord. Overweging 74 van de GTM-verordening stelt dat de voorschriften die gelden voor de uitwisseling van informatie met de personeelsleden van de ECB die niet bij de toezichtswerkzaamheden betrokken zijn, de ECB er niet van mogen weerhouden om binnen de grenzen en onder de voorwaarden zoals vastgelegd in de desbetreffende Uniewetgeving, informatie uit te wisselen, inclusief met de Commissie in het kader van haar taken uit hoofde van de artikelen 107 en 108 VWEU en uit hoofde van het Unierecht inzake een versterkt economisch en budgettair toezicht.

(6)  Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8).

(7)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(8)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).


BIJLAGE

UITTREKSEL UIT DE ECB-GEHEIMHOUDINGSREGELING

Alle door de ECB opgestelde documenten dienen van één van de vijf onderstaande vertrouwelijkheidsclassificaties voorzien te worden.

Documenten die zijn ontvangen van partijen buiten de ECB worden behandeld in overeenstemming met de op het document vermelde classificatieaanduiding. Indien dat document geen classificatieaanduiding heeft, of indien de classificatie door de ontvanger als te laag wordt beoordeeld, dient het document van een nieuwe aanduiding te worden voorzien, met een passend ECB-classificatieniveau dat duidelijk op ten minste de eerste bladzijde wordt aangegeven. De classificatie mag alleen naar beneden bijgesteld worden met schriftelijke toestemming van de organisatie van origine.

De vijf ECB-vertrouwelijkheidsclassificaties met de bijbehorende toegangsrechten worden hieronder vermeld.

ECB-SECRET

:

Toegang binnen de ECB gelimiteerd tot personen op strikte „need-to-know”-basis, goedgekeurd door een ECB-senior manager van de oorspronkelijke werkeenheid of hoger.

ECB-CONFIDENTIAL

:

Toegang binnen de ECB gelimiteerd tot personen op „need-to-know”-basis, die zodanig ruim is dat personeelsleden toegang hebben tot gegevens die van belang zijn voor hun taken en met minimaal tijdverlies taken van collega's kunnen overnemen;

ECB-RESTRICTED

:

Mag beschikbaar worden gesteld aan ECB-personeelsleden en, indien passend, ESCB-personeel met een legitiem belang.

ECB-UNRESTRICTED

:

Mag beschikbaar worden gesteld aan alle ECB-personeelsleden en, indien passend, ESCB-personeel.

ECB-PUBLIC

:

Geautoriseerd voor beschikbaarstelling aan het grote publiek.


Naar boven