EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32011R0883

Verordening (EU) nr. 883/2011 van de Europese Centrale Bank van 25 augustus 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 25/2009 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2008/32) (ECB/2011/12)

PB L 228 van 3.9.2011, blz. 13–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Bijzondere uitgave in het Kroatisch: Hoofdstuk 10 Deel 005 blz. 183 - 185

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 31/12/2014; opgeheven door 32013R1071

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/883/oj

3.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/13


VERORDENING (EU) Nr. 883/2011 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 25 augustus 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 25/2009 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2008/32)

(ECB/2011/12)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien artikel 5 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,

Gezien het advies van de Europese Commissie (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (3) stond rechtspersonen toe elektronisch geld uit te geven zonder de noodzaak om de status van kredietinstelling te verkrijgen.

(2)

Als gevolg, en teneinde het verzamelen van statistieken in de sector monetaire financiële instellingen (MFI) betreffende instellingen voor elektronisch geld met als hoofdactiviteit financiële intermediatie in de vorm van het uitgeven van elektronisch geld voort te zetten, is het noodzakelijk de definitie van MFI’s aan te passen, en bijgevolg in deze verordening ook de definities van „instelling voor elektronisch geld” en „elektronisch geld” te herzien. Instellingen voor elektronisch geld binnen de MFI-sector dienen te worden ingedeeld in de categorie „overige MFI’s”.

(3)

Door de wijzigingen in de definitie van instellingen voor elektronisch geld en de vereisten voor dergelijke instellingen ingevolge Richtlijn 2009/110/EG zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank (ECB/2008/32) (4) betreffende het verlenen van vrijstellingen van rapportageverplichtingen aan instellingen voor elektronisch geld verouderd en dienen de respectieve bepalingen van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) derhalve te worden geschrapt.

(4)

De richtlijnen betreffende een gemeenschappelijke definitie van Europese geldmarktfondsen (MMF’s) uitgegeven op 19 mei 2010 door het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR), de voorganger van de Europese Autoriteit voor effecten en markten, beogen beleggersbescherming te verbeteren door criteria op te stellen die door elk fonds dienen te worden toegepast dat zich als een MMF op de markt wil presenteren, en dienen als aanbeveling voor Europese nationale wetgevers ten behoeve van toezicht. In dit licht is het passend om in Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) ten behoeve van statistische doeleinden van het Europees Stelsel van centrale banken overeenkomstige nieuwe identificatiecriteria voor MMF’s in te voeren, zodat de populatie van MMF’s is afgestemd op de identificatiecriteria die volgens de voornoemde CESR-richtlijnen ten behoeve van toezicht dienen te gelden. Tegelijkertijd beoogt deze wijziging markttransparantie te vergroten en managementverslaggeving betreffende fondsen te vergemakkelijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het eerste streepje wordt als volgt vervangen:

„—

„monetaire financiële instelling” (MFI): een ingezeten onderneming die behoort tot één van de volgende sectoren:

i)

centrale banken;

ii)

kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG;

iii)

overige MFI’s, d.w.z. 1. andere financiële instellingen die zich toeleggen op i) het aantrekken van deposito’s en/of nauwe substituten van deposito’s van andere instellingen dan MFI’s; en ii) het voor eigen rekening, althans in economische zin, verstrekken van kredieten en/of beleggen in effecten; of 2. instellingen voor elektronisch geld met als hoofdactiviteit financiële intermediatie in de vorm van het uitgeven van elektronisch geld;

iv)

geldmarktfondsen (MMF’s) zoals gedefinieerd in artikel 1 bis.

Wat betreft het criterium in punt iii), 1, sub i), hiervoor, wordt hun classificatie als MFI’s bepaald door de mate waarin de door overige MFI’s uitgegeven instrumenten substituten vormen voor de bij kredietinstellingen geplaatste deposito’s, mits ze voldoen aan het criterium in punt iii), 1, sub ii),”;

b)

het achtste streepje wordt als volgt vervangen:

„—

„instelling voor elektronisch geld” en „elektronisch geld”: instelling voor elektronisch geld en elektronisch geld zoals gedefinieerd in de leden 1 en 2 van artikel 2 van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

2)

Het volgende artikel 1 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Identificatie van MMF's

Voor de toepassing van deze rechtshandeling worden instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan alle volgende criteria, behandeld als MMF, indien zij:

a)

het handhaven van de hoofdsom van een fonds en het verschaffen van een rendement overeenkomstig de rentevoeten van geldmarktinstrumenten als beleggingsdoelstelling hebben;

b)

beleggen in geldmarktinstrumenten die voldoen aan de criteria voor geldmarktinstrumenten uiteengezet in Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (6), of beleggen in deposito’s bij kredietinstellingen of, bij wijze van alternatief, verzekeren dat de liquiditeit en waardering van de portefeuille waarin ze beleggen, op een gelijkwaardige basis wordt beoordeeld;

c)

verzekeren dat de geldmarktinstrumenten waarin ze beleggen, van hoge kwaliteit zijn, zoals bepaald door de beheermaatschappij. De kwaliteit van een geldmarktinstrument wordt onder andere op basis van de volgende factoren afgewogen:

de kredietkwaliteit van het geldmarktinstrument,

de aard van de door het geldmarktinstrument vertegenwoordigde activacategorie,

voor gestructureerde financiële instrumenten, het operationeel risico en tegenpartijrisico dat inherent is aan de gestructureerde financiële transactie,

het liquiditeitsprofiel;

d)

verzekeren dat hun portefeuille een gewogen gemiddelde looptijd (WAM) heeft van niet meer dan zes maanden en een gewogen gemiddelde resterende looptijd (WAL) van niet meer dan twaalf maanden;

e)

dagelijks de intrinsieke waarde (NAV) en een berekening van de koers van hun aandelen/participaties verschaffen, alsook dagelijks inschrijving en terugkoop van aandelen/participaties mogelijk maken;

f)

belegging in effecten beperken tot effecten met een resterende looptijd tot aan de wettelijke aflossingsdatum korter dan of gelijk aan twee jaar, mits de resterende tijd tot de eerstvolgende renteherzieningsdatum korter is dan of gelijk aan 397 dagen waarbij de herziening van effecten met variabele rente dient te geschieden aan een geldmarktrente of -index;

g)

belegging in andere ondernemingen voor collectieve belegging beperken tot ondernemingen die voldoen aan de definitie van MMF;

h)

direct noch indirect, ook niet door middel van derivaten, een belang in aandelen of grondstoffen nemen en derivaten alleen gebruiken overeenkomstig de geldmarktbeleggingsstrategie van het fonds. Derivaten die een valutarisico inhouden, mogen alleen worden gebruikt voor het afdekken van risico’s. Belegging in niet in de basisvaluta luidende effecten is toegestaan mits het valutarisico volledig wordt afgedekt;

i)

hetzij een constante of een fluctuerende intrinsieke waarde hebben.

3)

Lid 4 van artikel 8 wordt geschrapt.

4)

Zonder afbreuk te doen aan artikel 2 van deze verordening wordt sectie 2 in deel 1 van bijlage I als volgt vervangen:

Sectie 2:     Beschrijving van de identificatiecriteria voor MMF’s

Voor de toepassing van artikel 1 bis van deze verordening:

a)

wordt het geldmarktinstrument geacht een hoge kredietkwaliteit te hebben, indien elk erkend ratingbureau dat het instrument heeft beoordeeld, er één van de twee hoogste beschikbare kortetermijnkredietbeoordelingen aan heeft toegekend of, indien het instrument niet is beoordeeld, het een gelijkwaardige kwaliteit heeft zoals bepaald door het interne ratingproces van de beheermaatschappij. Indien een erkend ratingbureau zijn hoogste kortetermijnbeoordeling in twee categorieën verdeelt, worden deze twee ratings als één enkele categorie beschouwd en daarmee als de hoogste beschikbare rating;

b)

als uitzondering op het vereiste in punt a) mag het geldmarktfonds overheidsemissies aanhouden met ten minste de rating „investeringswaardig”, waarbij „overheidsemissie” betekent geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of lokale overheid of centrale bank van een lidstaat, de ECB, de Europese Unie of de Europese Investeringsbank;

c)

bij het berekenen van de WAL voor effecten, met inbegrip van gestructureerde financiële instrumenten, wordt de berekening van de looptijd gebaseerd op de resterende looptijd tot de wettelijke aflossing van de instrumenten. Wanneer in een financieel instrument een put-optie is besloten, mag in plaats van de wettelijke resterende looptijd de uitoefeningsdatum van de put-optie worden gebruikt, echter alleen indien te allen tijde aan de volgende voorwaarden is voldaan:

de beheermaatschappij kan de put-optie vrijelijk uitoefenen op de uitoefeningsdatum ervan;

de uitoefenprijs van de put-optie blijft dichtbij de verwachte waarde van het instrument op de eerstvolgende uitoefeningsdatum;

de beleggingsstrategie van het MMF houdt in dat de waarschijnlijkheid hoog is dat de optie op de eerstvolgende uitoefeningsdatum zal worden uitgeoefend;

d)

bij het berekenen van zowel de WAL als de WAM wordt rekening gehouden met het effect van financiële derivaten, deposito’s en efficiënte technieken voor portefeuillebeheer;

e)

„gewogen gemiddelde looptijd” (WAM): een maat voor de gemiddelde tijd tot de vervaldag van alle onderliggende effecten in het fonds, zodanig gewogen dat de relatieve deelneming in elk instrument wordt weerspiegeld, onder de aanname dat de looptijd van een instrument met variabele rente de resterende tijd is tot de eerstvolgende renteherziening aan de geldmarktrente, in plaats van de tijd die resteert tot de hoofdsom van het effect moet worden terugbetaald. In de praktijk wordt de WAM gebruikt om de gevoeligheid van een MMF voor veranderende geldmarktrentes te meten;

f)

„gewogen gemiddelde resterende looptijd” (WAL): het gewogen gemiddelde van de resterende looptijd van elk in het fonds aangehouden effect, d.w.z. de tijd totdat de hoofdsom volledig wordt terugbetaald, zonder rente in aanmerking te nemen en zonder discontering. In tegenstelling tot de berekening van de WAM, staat de berekening van de WAL voor effecten met variable rente en gestructureerde financiële instrumenten het niet toe renteherzieningsdatums te gebruiken en wordt in plaats daarvan alleen de gestelde eindvervaldatum van een effect gebruikt. WAL wordt gebruikt om het kredietrisico te meten, aangezien het kredietrisico hoger is naarmate de terugbetaling van de hoofdsom langer wordt uitgesteld. WAL wordt ook gebruikt om het liquiditeitsrisico te beperken;

g)

„geldmarktinstrumenten”: instrumenten die normaal worden verhandeld op de geldmarkt, die liquide zijn en een waarde hebben die op elk moment nauwkeurig kan worden bepaald;

h)

„beheermaatschappij”: een maatschappij waarvan de normale werkzaamheden bestaan in het beheren van de portefeuille van een MMF.”.

Artikel 2

Overgangsbepaling

Nationale centrale banken (NCB’s) kunnen op grond van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) tot uiterlijk 31 januari 2012 doorgaan met het verzamelen van statistische informatie van de MMF’s die ingezeten zijn in hun lidstaten en geïdentificeerd zijn overeenkomstig de voormalige sectie 2 van deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32). Ze stellen alle betrokken MMF’s in kennis van hun besluit deze overgangsbepaling toe te passen. Vanaf uiterlijk 1 februari 2012 beginnen NCB’s met het verzamelen van statistische informatie van MMF’s die geïdentificeerd zijn overeenkomstig artikel 1 bis van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32).

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 25 augustus 2011.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  C(2011) 5090 definitief.

(3)  PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7.

(4)  PB L 15 van 20.1.2009, blz. 14.

(5)  PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7.”.

(6)  PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.”.


Naar boven