EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32020O0515

Richtsnoer (EU) 2020/515 van de Europese Centrale Bank van 7 april 2020 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/31 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand (ECB/2020/21)

PB L 110I van 8.4.2020, blz. 26–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2020/515/oj

8.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 110/26


RICHTSNOER (EU) 2020/515 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 7 april 2020

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/31 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand (ECB/2020/21)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 12.1, de eerste alinea, in samenhang met artikel 3.1, het eerste streepje en artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 18.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de “ESCB-statuten” genoemd) mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de “NCB's” genoemd) krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. In Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/60) (1) zijn de algemene voorwaarden vastgelegd waaronder de ECB en de NCB’s bereid zijn krediettransacties te verrichten, met inbegrip van de onderpandbeleenbaarheidscriteria voor krediettransacties van het Eurosysteem.

(2)

De door het coronavirus veroorzaakte ziekte (COVID-19) is door de Wereldgezondheidsorganisatie als pandemie bestempeld en is de oorzaak van een collectieve noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid die ongekend is in de recente geschiedenis. De ziekte heeft een extreme economische schok veroorzaakt die een ambitieuze, gecoördineerde en dringende reactie op alle beleidsterreinen vereist om bedrijven en werknemers die gevaar lopen te ondersteunen. As een gevolg van de pandemie, neemt economische bedrijvigheid in het eurogebied onvermijdelijk aanzienlijk af, in het bijzonder naarmate meer landen geconfronteerd worden met de noodzaak om beheersingsmaatregelen te intensiveren. Deze maatregelen leggen een acute druk op kasstromen van bedrijven en werknemers en brengen het voortbestaan van bedrijven en banen in gevaar. Het moge ook duidelijk zijn dat deze situatie de transmissie van monetaire beleidsimpulsen belemmert en ernstige neerwaartse risico's met zich meebrengt voor de relevante inflatievooruitzichten.

(3)

In reactie op de door het coronavirus veroorzaakte pandemie, die het doel van prijsstabiliteit en de behoorlijke werking van het transmissiemechanisme van het monetair beleid in gevaar zou kunnen brengen, heeft de Raad van bestuur op 7 april 2020 een verdere reeks besluiten vastgesteld. Deze besluiten omvatten verlichtende maatregelen, die het voor de Eurosysteemwederpartijen gemakkelijker moeten maken om voldoende beleenbaar onderpand aan te houden om in liquiditeitsverruimende transacties van het Eurosysteem te blijven deelnemen. Bijgevolg zal de deelname in deze transacties worden gebaseerd op gewijzigde beleenbaarheidscriteria voor onderpand en op gewijzigde risicobeheersingsmaatregelen. Het gaat hier om evenredige maatregelen om de ernstige risico’s voor de prijsstabiliteit, het transmissiemechanisme van het monetair beleid en de economische vooruitzichten in het eurogebied te ondervangen die het gevolg zijn van de uitbraak en escalerende verspreiding van COVID-19.

(4)

Om de negatieve impact van mogelijke ernstige ratingverlagingen ten gevolge van de uitbraak van COVID-19 op de beschikbaarheid van onderpand te beperken, is de Raad van bestuur van oordeel dat het Eurosysteem zijn risicotolerantie tijdelijk mag verhogen om de toegang van wederpartijen tot liquiditeit te vergemakkelijken en daarmee tevens de kredietverstrekking aan de economie van het eurogebied te ondersteunen, onder meer door de op bepaalde onderpandactiva toegepaste surpluspercentages te verlagen.

(5)

De Raad van bestuur beoordeelde daarnaast ook: a) de noodzaak om de uit de uitbraak van COVID-19 voortvloeiende druk te verlichten, die de Griekse financiële markten ernstig heeft getroffen; b) de verplichtingen die de Helleense Republiek is aangegaan in het kader van verscherpt toezicht uit hoofde van Verordening (EU) nr. 472/2013 (2) van het Europees Parlement en de Raad en de monitoring van de tenuitvoerlegging daarvan door de instellingen van de Unie; c) het feit dat de via het Europees stabiliteitsmechanisme voor de Helleense Republiek getroffen schuldverlichtingsmaatregelen afhankelijk zijn van verdere tenuitvoerlegging van deze verplichtingen; d) de voor de ECB beschikbare informatie over de economische en financiële situatie van de Helleense Republiek gelet op de betrokkenheid van de ECB in het kader voor het verscherpte toezicht; en e) het feit dat de Helleense republiek opnieuw toegang tot de markt heeft gekregen. De Raad van bestuur heeft ook de noodzaak beoordeeld om fragmentatie van geaccepteerd onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem te verminderen met het oog op het verbeteren van de soepele werking van het transmissiemechanisme van het monetair beleid. Op basis van deze beoordelingen is de Raad van bestuur van oordeel dat het voor de NCB’s mogelijk moet worden gemaakt om verhandelbare schuldbewijzen die de centrale overheid van de Helleense Republiek heeft uitgegeven en die niet voldoen aan de kredietkwaliteitseisen van het Eurosysteem, maar alle andere beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa vervullen, te aanvaarden als beleenbaar onderpand ten behoeve van krediettransacties van het Eurosysteem, onder toepassing van een welbepaalde surpluspercentageregeling.

(6)

De aanvullende maatregelen die in de bij dit richtsnoer ingevoerde wijzigingen zijn opgenomen, moeten tijdelijk worden toegepast en de Raad van bestuur dient voor het einde van het jaar opnieuw te beoordelen of deze tijdelijke maatregelen moeten worden verlengd om een passend transmissiemechanisme van het monetair beleid te waarborgen. Daarbij zal de Raad van bestuur ook rekening houden met de behoefte van de Eurosysteemwederpartijen die deelnemen of zullen deelnemen aan de krachtens Besluit (EU) 2019/1311 van de Europese Centrale Bank (ECB/2019/21) (3) uitgevoerde gerichte langerlopende herfinancieringstransacties om voor de volledige duur van deze transacties onderpand ter beschikking te hebben.

(7)

Om onverwijld op de actuele pandemische situatie te reageren moet dit richtsnoer zo snel als mogelijk na de vaststelling ervan ter kennis worden gebracht van de NCB's.

(8)

Derhalve moet Besluit ECB/2014/31 (4) dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtsnoer ECB/2014/31

Richtsnoer ECB/2014/31 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

Artikel 8 bis

Aanvaarding van door de Helleense Republiek uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen

1.   NCB's mogen als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem door de centrale overheid van de Helleense Republiek uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen aanvaarden die niet voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten voor verhandelbare activa van het Eurosysteem zoals bedoeld in deel vier, titel II, hoofdstuk 2, de artikelen 59 en 71, van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), op voorwaarde dat deze instrumenten voldoen aan alle andere beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa die zijn neergelegd in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

2.   Op de schuldbewijzen, als bedoeld in het eerste lid, die door de NCB’s als onderpand zijn aanvaard, zijn de in bijlage II ter bij dit richtsnoer vastgestelde surpluspercentages van toepassing.”.

2)

Bijlage II bis wordt vervangen door:

“BIJLAGE II bis

Surpluspercentages (in %) toegepast op uit hoofde van artikel 3, lid 2, van dit richtsnoer beleenbare effecten op onderpand van activa

Gewogen gemiddelde restlooptijd  (*1)

Surpluspercentage

[0,1)

4,8

[1,3)

7,2

[3,5)

10,4

[5,7)

12,0

[7,10)

14,4

[10, ∞)

24,0

”.

3)

De volgende bijlage II ter wordt ingevoegd:

“BIJLAGE II ter

Surpluspercentages (in %) toegepast op verhandelbare activa in surpluspercentagecategorie I voor kredietkwaliteitscategorieën 4 en 5

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren)  (*2)

Categorie I

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

Categorie 4

[0,1)

6,4

6,4

6,4

[1,3)

9,6

10,4

9,6

[3,5)

11,2

12

11,2

[5,7)

12,4

13,6

12,4

[7,10)

13,2

14,4

13,2

[10, ∞)

14,4

16,8

14,4

Categorie 5

[0,1)

8

8

8

[1,3)

11,2

12

11,2

[3,5)

13,2

14

13,2

[5,7)

14,4

15,6

14,4

[7,10)

15,2

16,4

15,2

[10, ∞)

16,4

18,8

16,4

”.

Artikel 2

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan aan de NCB's.

2.   De NCB’s nemen de nodige maatregelen om aan dit richtsnoer te voldoen en passen deze maatregelen met ingang van 20 april 2020 toe; zij stellen de ECB uiterlijk op 14 april 2020 in kennis van de teksten en middelen in verband met deze maatregelen.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 7 april 2020.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (richtsnoer algemene documentatie) (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).

(2)  Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).

(3)  Besluit ECB/2019/1311 van de Europese Centrale Bank van 22 juli 2019 betreffende een derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (ECB/2019/21) (PB L 204 van 2.8.2019, blz. 100).

(4)  Richtsnoer ECB/2014/31 van 9 juli 2014 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (PB L 240 13.8.2014 van, blz. 28).

(*1)  D.w.z. [0,1) restlooptijd korter dan één jaar, [1,3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.

(*2)  D.w.z. [0,1) restlooptijd korter dan één jaar, [1,3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.


Naar boven