EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 01999R2157-20171206

Geconsolideerde tekst: Verordening (EG) n r. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/2157/2017-12-06

01999R2157 — NL — 06.12.2017 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 2157/1999 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 23 september 1999

met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen

(ECB/1999/4)

(PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 985/2001 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 10 mei 2001

  L 137

24

19.5.2001

►M2

VERORDENING (EU) Nr. 469/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 16 april 2014

  L 141

51

14.5.2014

►M3

VERORDENING (EU) 2017/2095 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 3 november 2017

  L 299

22

16.11.2017


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 267, 6.9.2014, blz.  27 (nr. 469/2014)




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 2157/1999 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 23 september 1999

met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen

(ECB/1999/4)



▼M3

Artikel 1

Definities

Binnen het kader van deze verordening betekent „bevoegde nationale centrale bank” de nationale centrale bank van de lidstaat in wier jurisdictie de beweerde inbreuk heeft plaatsgevonden of, voor inbreuken op het gebied van oversight van systeemrelevante betalingssystemen, betekent deze term de centrale bank van het Eurosysteem die is geïdentificeerd als een bevoegde autoriteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) nr. 795/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/28) ( 1 ). Overige gebruikte termen hebben dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2532/98.

▼C1

Artikel 1 bis

Toepassingsgebied

Deze verordening is slechts van toepassing op sancties die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar centralebanktaken die geen toezichthouding betreffen. De verordening is niet van toepassing op administratieve boeten die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar toezichttaken.

▼M2

Artikel 1 ter

Onafhankelijke onderzoekseenheid

▼M3

1.  Voor het besluit over het al dan niet initiëren van een inbreukprocedure uit hoofde van artikel 2 en het uitoefenen van de in artikel 3 vastgelegde bevoegdheden richt de ECB een interne onafhankelijke onderzoekseenheid op („onderzoekseenheid”) bestaande uit onderzoeksambtenaren die hun onderzoekstaken onafhankelijk van de directie en de Raad van bestuur uitoefenen en die niet deelnemen aan het overleg van de directie en de Raad van bestuur. De onderzoekseenheid omvat onderzoeksambtenaren met relevante kennis, vaardigheden en ervaring.

▼M3

1 bis.  Voor het onderzoek naar inbreuken op Verordening (EU) nr. 795/2014 (ECB/2014/28) kan de ECB als onderzoeksambtenaren benoemen: i) personeelsleden van de ECB of van een nationale centrale bank van een lidstaat, zolang de betrokken nationale centrale bank de benoeming aanvaardt, of ii) externe deskundigen die handelen op grond van een passend mandaat. De ECB kan geen leden benoemen van het Market Infrastructure and Payments Committee of ECB-personeelsleden, of personeelsleden van een nationale centrale bank van een lidstaat die direct betrokken zijn bij de activiteiten van de beoordelingsgroep die de initiële oversightbeoordeling heeft uitgevoerd om een inbreuk dan wel de gronden voor het vermoeden van een inbreuk aan het licht te brengen.

▼C1

2.  Indien de ECB redenen heeft te vermoeden dat een of meer schendingen worden of zijn begaan, wordt die aangelegenheid naar de directie verwezen.

3.  Indien de directie meent dat de toepasselijke sanctie hoger is dan de drempel van artikel 10, lid 1, dan is de vereenvoudigde procedure van artikel 10 niet van toepassing en verwijst de directie die aangelegenheid naar de onderzoekseenheid. De onderzoekseenheid besluit om al dan niet een niet-nakomingsprocedure te initiëren.

4.  Enige verwijzing naar de ECB in artikel 2 tot en met 4, artikel 5, lid 1 tot en met 3, en artikel 6, dient gelezen te worden als een verwijzing naar de onderzoekseenheid van de ECB dan wel, indien de vereenvoudigde procedure van artikel 10 van toepassing is, als verwijzing naar de directie.

5.  De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de bevoegde nationale centrale bank om een niet-nakomingsprocedure te initiëren en een onderzoek uit te voeren overeenkomstig deze verordening.

▼B

Artikel 2

Instelling van een niet-nalevingsprocedure

▼M2

1.  Op basis van dezelfde feiten wordt tegen dezelfde onderneming niet meer dan een niet-nalevingsprocedure geinitieerd. Te dien einde neemt de ECB of de bevoegde nationale centrale bank geen beslissing om al dan niet een niet-nalevingsprocedure te initiëren vooraleer zij elkaar hebben geïnformeerd en met elkaar overlegd hebben.

▼B

2.  Voorafgaand aan een besluit om een niet-nalevingsprocedure in te stellen, kan de ECB en/of de bevoegde nationale centrale bank, de betrokken onderneming om informatie verzoeken met betrekking tot de vermeende niet-naleving.

▼M2

3.  Hetzij de ECB of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, is, op verzoek, gerechtigd bijstand te verlenen aan en samen te werken met de andere bij de uitvoering van de niet-nalevingsprocedure, met name door het overhandigen van relevante geachte informatie.

▼B

4.  Tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen, geschiedt alle verkeer tussen de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, en de betrokken onderneming in de officiële Gemeenschapstaal (of in een van de officiële Gemeenschapstalen) van de lidstaat in wiens rechtsgebied de vermeende niet-naleving zich heeft voorgedaan.

Artikel 3

Bevoegdheden van de ECB en de bevoegde nationale centrale bank

1.  De bevoegdheden die de verordening van de Raad toekent aan de ECB en de bevoegde nationale centrale bank met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek, omvatten, met als doel het verkrijgen van alle informatie die verband houdt met de vermeende niet-naleving, het recht om enigerlei stukken op te sporen alsmede het recht om huiszoeking te doen zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken onderneming.

2.  Personeelsleden van de ECB of, in voorkomende gevallen, van de bevoegde nationale centrale bank, die krachtens hun respectieve interne regels bevoegd zijn om ten kantore van de betrokken onderneming informatie op te sporen, oefenen deze bevoegdheid uit op vertoning van een formele schriftelijke volmacht die krachtens hun respectieve interne regels is verstrekt.

3.  In een verzoek dat op grond van de bevoegdheden van de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, aan de betrokken onderneming wordt gedaan, wordt het voorwerp en het doel van het onderzoek nauwkeurig omschreven.

Artikel 4

Bijstand van de autoriteiten van de lidstaten

1.  Bij wijze van voorzorg kan door de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, de bijstand van de autoriteiten van de lidstaten worden ingeroepen.

2.  Bij de beoordeling van de noodzaak tot onderzoek kan geen enkele autoriteit van een lidstaat in de plaats treden van de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank.

Artikel 5

Mededeling van punten van bezwaar

1.  De ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, stelt de betrokken onderneming schriftelijk in kennis van de feitelijke resultaten van elk gehouden onderzoek en van de punten van bezwaar tegen de betrokken onderneming, voordat een besluit wordt genomen met betrekking tot het opleggen van een sanctie.

2.  Bij de mededeling van punten van bezwaar stelt de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, een termijn vast waarbinnen de betrokken onderneming haar mening over de geuite punten van bezwaar schriftelijk kenbaar kan maken aan de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, onverminderd de mogelijkheid om aan deze mening uiting te geven tijdens een hoorzitting, indien daarom in haar schriftelijke reactie is verzocht. Deze termijn bedraagt ten minste 30 werkdagen en vangt aan op het tijdstip van ontvangst van de in bovenstaand lid 1 bedoelde inkennisstelling.

3.  Naar aanleiding van de reactie van de betrokken onderneming besluit de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, om al dan niet nader onderzoek uit te voeren om eventuele onduidelijkheden op te helderen. Een aanvullende mededeling van punten van bezwaar krachtens bovenstaand lid 1 wordt slechts aan de betrokken onderneming toegezonden indien het nadere onderzoek door de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, erin resulteert dat de betrokken onderneming nieuwe feiten ten laste worden gelegd of dat de bewijselementen der omstreden gevallen van niet-naleving worden gewijzigd.

4.  De ECB neemt bij haar besluit tot het opleggen van een sanctie uitsluitend die punten van bezwaar in aanmerking waarvan de betrokken onderneming overeenkomstig bovenstaand lid 1 in kennis is gesteld en met betrekking waartoe de onderneming in de gelegenheid is gesteld haar mening kenbaar te maken.

Artikel 6

Rechten en verplichtingen van de betrokken onderneming

1.  De betrokken onderneming werkt in de onderzoeksfase van een niet-nalevingsprocedure samen met de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank. De betrokken onderneming heeft in het bijzonder het recht alle documenten, boeken of archiefstukken, of kopieën of uittreksels daarvan, te overleggen, en alle gewenste schriftelijke en mondelinge toelichtingen te verschaffen.

2.  Het belemmeren, niet naleven of niet uitvoeren door de betrokken onderneming van verplichtingen die door de ECB of, in voorkomende gevallen, door de bevoegde nationale centrale bank, bij de uitoefening van hun rechten krachtens de niet-nalevingsprocedure zijn opgelegd, kunnen voldoende reden zijn om een niet-nalevingsprocedure uit hoofde van deze verordening in te stellen en kunnen grond zijn voor het opleggen van boeten of dwangsommen.

3.  De betrokken onderneming heeft gedurende de niet-nalevingsprocedure recht op juridische bijstand en vertegenwoordiging.

4.  Zodra de betrokken onderneming overeenkomstig bovenstaand artikel 5, lid 1, is ingelicht, heeft zij recht op inzage van de documenten en andere materialen die door de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, zijn verzameld en waarop het bewijs van de vermeende niet-naleving is gebaseerd.

5.  In het geval dat de betrokken onderneming in haar schriftelijke reactie verzoekt om tevens te worden gehoord tijdens een hoorzitting, dan wordt deze, op de vastgestelde datum, gehouden door de daartoe door de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, benoemde personen. Hoorzittingen vinden plaats ten kantore van de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank. Hoorzittingen zijn niet openbaar. Personen worden afzonderlijk gehoord of in aanwezigheid van andere daartoe uitgenodigden. De betrokken onderneming kan, binnen redelijke grenzen, aan de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, het voorstel doen personen te horen die enig aspect van haar schriftelijke reactie zouden kunnen bevestigen.

6.  De essentie van de door iedere gehoorde persoon afgelegde verklaringen wordt vastgelegd in notulen, die door deze persoon voor wat zijn of haar eigen verklaringen betreft worden gelezen en goedgekeurd.

7.  Informatie en verzoeken tot het bijwonen van hoorzittingen van de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, worden aan de geadresseerden toegezonden per aangetekende post met ontvangstbevestiging, of worden per bode overhandigd tegen verstrekking van een ontvangstbewijs.

Artikel 7

Vertrouwelijkheid van de niet-nalevingsprocedure

1.  Een niet-nalevingsprocedure wordt uitgevoerd met inachtneming van de beginselen van vertrouwelijkheid en van het beroepsgeheim.

2.  Onverminderd lid 4 van bovenstaand artikel 6, krijgt de betrokken onderneming geen inzage in documenten of andere materialen in het bezit van de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, die vertrouwelijk worden geacht ten aanzien van derden of de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank. Dit betreft in het bijzonder documenten of andere materialen die informatie bevatten met betrekking tot de zakelijke belangen van andere ondernemingen, of interne documenten van de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank, of van andere communautaire instellingen of organen, of van andere nationale centrale banken, zoals aantekeningen, ontwerpversies en andere werkdocumenten.

▼M2

Artikel 7 bis

Indiening van een voorstel bij de directie

1.  Indien de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, van mening is dat na de voltooiing van de niet-nakomingsprocedure een sanctie aan de betrokken onderneming opgelegd moet worden, dient deze een voorstel in bij de directie waarin de onderzoekseenheid stelt dat de betrokken onderneming een schending heeft begaan en bepaalt het bedrag van de op te leggen sanctie.

2.  De onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, baseren hun voorstel slechts op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken.

3.  Indien de directie van mening is dat het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende dossier, al naar gelang, onvolledig is, kan zij het dossier aan de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank retourneren met een onderbouwd verzoek voor aanvullende informatie.

4.  Indien de directie op basis van een volledig dossier instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, om een sanctie aan de betrokken onderneming op te leggen, besluit zij overeenkomstig het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende voorstel.

5.  Indien de directie op basis van een volledig dossier meent dat de door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, in het voorstel beschreven feiten niet voldoende bewijs voor een schending lijken te vormen, kan de directie besluiten de zaak te sluiten.

6.  Indien de directie op basis van een volledig dossier ermee instemt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, zoals bedoeld in het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar het niet eens is met de voorgestelde sanctie, neemt zij een besluit waarin een door haar passend geachte sanctie wordt vastgelegd.

7.  Indien de directie op basis van een volledig dossier niet instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar vaststelt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, dan wel dat er een andere feitelijke grondslag bestaat voor het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, stelt het de betrokken onderneming schriftelijk van haar bevindingen en van de tegen de betrokken onderneming opgeworpen bezwaren in kennis.

8.  De directie stelt in een besluit vast of de betrokken onderneming al dan niet een schending heeft begaan, alsook de op te leggen sanctie, indien van toepassing. Door de directie vastgestelde besluiten worden slechts gegrond op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken.

▼B

Artikel 8

Toetsing van het besluit door de Raad van bestuur van de ECB

1.  De Raad van bestuur van de ECB kan de betrokken onderneming, de directie van de ECB en/of de bevoegde nationale centrale bank, verzoeken aanvullende informatie te verstrekken.

2.  De Raad van bestuur van de ECB stelt een termijn vast waarbinnen deze informatie dient te worden verstrekt, welke termijn minimaal tien werkdagen bedraagt.

▼M3

3.  Binnen het kader van de toetsing kan de Raad van bestuur:

a) het besluit van de directie bevestigen;

b) het besluit van de directie wijzigen door het bedrag van de op te leggen sanctie en/of de gronden die de oorzaak zijn van een inbreuk te wijzigen;

c) het besluit van de directie vernietigen.

▼B

Artikel 9

Tenuitvoerlegging van het besluit

1.  Zodra het besluit tot het opleggen van een sanctie definitief is geworden, kan de Raad van bestuur van de ECB besluiten, na overleg met de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten, het besluit of enige informatie die daarmee verband houdt, te publiceren in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Bij een dergelijk besluit tot publicatie wordt rekening gehouden met het gerechtvaardigde belang van de betrokken onderneming haar zakelijke belangen te beschermen, alsmede met enig ander individueel belang.

2.  In het besluit van de ECB wordt vermeld op welke wijze betaling van de sanctie dient te geschieden.

3.  De ECB kan de bevoegde nationale centrale bank in wier rechtsgebied de sanctie ten uitvoer zal worden gelegd, verzoeken alle daartoe noodzakelijke maatregelen te treffen.

4.  De nationale centrale banken brengen aan de ECB verslag uit over de tenuitvoerlegging van de sanctie.

▼M1

5.  De nationale centrale bank in kwestie of, in voorkomende gevallen, de ECB, slaat alle informatie met betrekking tot de vaststelling en de tenuitvoerlegging van de sanctie op in een dossier, dat ten minste vijf jaar vanaf de datum waarop het besluit tot het opleggen van de sanctie definitief wordt, moet worden bewaard. De bevoegde nationale centrale bank doet kopieën van alle in haar bezit zijnde originele documentatie en materialen met betrekking tot de niet-nalevingsprocedure aan de ECB toekomen.

▼B

Artikel 10

Vereenvoudigde procedure voor lichte gevallen van niet-naleving

1.  In geval van een licht geval van niet-naleving, kan de directie van de ECB besluiten een vereenvoudigde niet-nalevingsprocedure toe te passen. De sanctie die kan worden opgelegd krachtens deze procedure is ten hoogste 25 000  EUR.

2.  De vereenvoudigde procedure omvat de volgende stappen:

a) de directie van de ECB stelt de betrokken onderneming in kennis van de vermeende niet-naleving;

b) de inkennisstelling bevat alle feiten die het bewijs vormen voor de vermeende niet-naleving en de bijbehorende sanctie;

c) de inkennisstelling stelt de betrokken onderneming op de hoogte van het feit dat de vereenvoudigde procedure wordt toegepast en van haar recht tegen deze procedure bezwaar te maken binnen tien werkdagen na ontvangst van de inkennisstelling; en

d) indien bezwaar wordt gemaakt binnen de in c) hierboven vastgelegde tijdslimiet, wordt de niet-nalevingsprocedure geacht te zijn ingesteld en begint, vanaf het verstrijken van de in c) hierboven vastgelegde tijdslimiet, de termijn van 30 werkdagen waarbinnen het mogelijk is het recht gehoord te worden uit te oefenen. Indien geen bezwaar wordt gemaakt binnen de in c) hierboven vastgelegde tijdslimiet, wordt het besluit van de directie van de ECB met betrekking tot het opleggen van een sanctie definitief.

3.  Dit artikel laat onverlet de procedure die wordt toegepast in geval van niet-naleving van de reserveverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 11 van deze verordening.

▼M3

4.  Dit artikel is niet van toepassing op sancties wegens inbreuken op ECB-verordeningen en -besluiten op het gebied van oversight van systeemrelevante betalingssystemen.

▼B

Artikel 11

Procedure in geval van niet-naleving van de reserveverplichtingen

1.  In geval van niet-naleving zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, van de verordening van de Raad betreffende reserveverplichtingen, zijn artikel 2, leden 1 en 3, de artikelen 3, 4 en 5, en artikel 6, met uitzondering van lid 3, van deze verordening niet van toepassing. De in artikel 8, lid 2, bedoelde termijn wordt teruggebracht tot vijf werkdagen.

2.  De directie van de ECB kan de criteria die zij hanteert voor het toepassen van de sancties zoals vastgelegd in artikel 7, lid 1, van de verordening van de Raad betreffende reserveverplichtingen formuleren en bekendmaken. De desbetreffende criteria kunnen worden gepubliceerd door middel van een mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3.  Voordat enige sanctie overeenkomstig artikel 7, lid l, van de verordening van de Raad betreffende reserveverplichtingen wordt opgelegd, stelt de directie van de ECB of, namens haar, de bevoegde nationale centrale bank, de betrokken onderneming in kennis van de vermeende niet-naleving en van de bijbehorende sanctie. In deze inkennisstelling worden alle relevante feiten ter zake van de vermeende niet-naleving opgenomen en wordt de betrokken onderneming tevens medegedeeld dat, tenzij zij bezwaar aantekent, de sanctie geacht wordt bij besluit van de directie van de ECB te zijn opgelegd.

4.  Na ontvangst van de inkennisstelling krijgt de betrokken onderneming vijf werkdagen om hetzij

 de vermeende niet-naleving te erkennen en akkoord te gaan met de betaling van de gespecificeerde sanctie, in welk geval de niet-nalevingsprocedure geacht wordt beëindigd te zijn;

 hetzij

 enige schriftelijke informatie te overleggen, toelichtingen te verschaffen of bezwaren in te dienen die relevant geacht kunnen worden voor een besluit over het al dan niet opleggen van de sanctie. De betrokken onderneming kan ook relevante documenten bijvoegen ter staving van de inhoud van haar reactie. De bevoegde nationale centrale bank stuurt het dossier zonder onnodig tijdverlies door naar de directie van de ECB, die vervolgens besluit of zij al dan niet een sanctie oplegt.

5.  Indien de betrokken onderneming niet binnen de vastgestelde termijn schriftelijk bezwaar aantekent, wordt de sanctie geacht bij besluit van de directie van de ECB te zijn opgelegd. Nadat het besluit overeenkomstig de bepalingen van de verordening van de Raad definitief is geworden, wordt het in de inkennisstelling gespecificeerde bedrag van de sanctie aan de betrokken onderneming in rekening gebracht.

6.  In de situaties zoals bedoeld in bovenstaand lid 4, eerste streepje, en lid 5, stelt de ECB of, in voorkomende gevallen, de bevoegde nationale centrale bank namens de ECB, de betrokken toezichthoudende autoriteiten schriftelijk in kennis.

Artikel 12

Termijnen

1.  Onverminderd artikel 4 van de verordening van de Raad, gaan de in deze verordening bedoelde termijnen in na de dag van ontvangst of overhandiging per bode van een communicatie. Enige communicatie van de betrokken onderneming moet zijn ontvangen door de geadresseerde dan wel zijn verzonden per aangetekende post, voordat de desbetreffende termijn is verstreken.

2.  Indien de termijn op een zaterdag, zondag of officiële feestdag verstrijkt, wordt deze verlengd tot en met de volgende werkdag.

3.  Voor de toepassing van deze verordening gelden als officiële feestdagen voor de ECB die dagen die in de bijlage bij deze verordening zijn opgenomen, terwijl voor de nationale centrale banken die officiële feestdagen gelden die in het respectieve grondgebied van de betrokken lidstaat wettelijk als zodanig zijn vastgesteld. De term „werkdag” zal dienovereenkomstig worden opgevat. Indien nodig werkt de ECB de bijlage bij deze verordening bij.




BIJLAGE (indicatief)

Overzicht van officiële feestdagen (zoals bedoeld in lid 3 van artikel 12)



Nieuwjaarsdag

1 januari

Carnavalsdinsdag (½ dag)

datum wisselt

Goede Vrijdag

datum wisselt

Tweede Paasdag

datum wisselt

Dag van de Arbeid

1 mei

Gedenkdag van de Verklaring van Robert Schuman

9 mei

Hemelvaartsdag

datum wisselt

Tweede Pinksterdag

datum wisselt

Sacramentsdag

datum wisselt

Dag van de Duitse hereniging

3 oktober

Allerheiligen

1 november

Kerstavond

24 december

Eerste Kerstdag

25 december

Tweede Kerstdag

26 december

Oudejaarsdag

31 december



( 1 ) Verordening (EU) nr. 795/2014 van de Europese Centrale Bank van 3 juli 2014 met betrekking tot oversightvereisten voor systeemrelevante betalingssystemen (ECB/2014/28) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 16).

Naar boven