EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 02002R0063-20100817

Geconsolideerde tekst: Verordening (EG) n r. 63/2002 van de Europese Centrale Bank van 20 december 2001 met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen (ECB/2001/18)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/63/2010-08-17

Geconsolideerde TEKST: 32001R0018(01) — NL — 17.08.2010

2001R0018 — NL — 17.08.2010 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 63/2002 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 20 december 2001

met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen

(ECB/2001/18)

(PB L 010, 12.1.2002, p.24)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

 M1

Verordening (EG) Nr. 2181/2004 van de Europese Centrale Bank van 16 december 2004

  L 371

42

18.12.2004

►M2

Verordening (EG) nr. 290/2009 van de Europese Centrale Bank van 31 maart 2009

  L 94

75

8.4.2009

►M3

Verordening (EU) nr. 674/2010 van de Europese Centrale Bank van 23 juli 2010

  L 196

23

28.7.2010


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 048, 20.2.2002, blz. 35  (18/01)

►C2

Rectificatie, PB L 273, 17.10.2009, blz. 19  (290/09)

 C3

Rectificatie, PB L 281, 28.10.2009, blz. 12  (290/09)




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 63/2002 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 20 december 2001

met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen

(ECB/2001/18)



DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank ( 1 ), inzonderheid op artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) heeft voor de uitvoering van zijn taken statistieken nodig met betrekking tot de door monetaire financiële instellingen (MFI's) ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen. Het belangrijkste doel daarvan is de Europese Centrale Bank (ECB) een volledig, gedetailleerd en geharmoniseerd statistisch beeld te geven van de door MFI's gehanteerde rentetarieven en de daarin in de tijd optredende wijzigingen. Deze rentetarieven vormen de laatste schakel in het mechanisme voor de doorwerking van het monetaire beleid dat voortvloeit uit wijzigingen in officiële rentetarieven, en zijn daardoor een noodzakelijke eerste voorwaarde voor een betrouwbare analyse van monetaire ontwikkelingen in de deelnemende lidstaten. Tegelijkertijd heeft het ESCB informatie over de renteontwikkeling nodig om een bijdrage te kunnen leveren aan een soepele beleidsvoering door de bevoegde autoriteiten met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel.

(2)

Overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het „Verdrag” te noemen) en krachtens de in de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „statuten” te noemen) neergelegde voorwaarden, stelt de ECB verordeningen op, voorzover deze nodig zijn voor de uitvoering van de taken van het ESCB overeenkomstig de statuten en in sommige gevallen overeenkomstig de in artikel 107, lid 6, van het Verdrag genoemde door de Raad aangenomen bepalingen.

(3)

Artikel 5.1 van de statuten vereist dat de ECB, bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB's), hetzij bij de bevoegde nationale autoriteiten of rechtstreeks bij de economische subjecten de voor de vervulling van de taken van het ESCB benodigde statistische gegevens verzamelt. Artikel 5.2 van de statuten bepaalt dat de NCB's voorzover mogelijk de in artikel 5.1 omschreven taken uitvoeren.

(4)

Het kan noodzakelijk zijn, en tevens de rapportagelast verminderen, dat de NCB's bij de werkelijke populatie van informatieplichtigen de statistische gegevens verzamelen die nodig zijn om aan de statistische rapportageverplichtingen van de ECB te voldoen als onderdeel van een breder kader voor statistische rapportage dat de NCB's onder eigen verantwoordelijkheid overeenkomstig communautaire of nationale wetgeving, respectievelijk gevestigd gebruik opzetten en dat ook andere statistische doeleinden dient, mits de statistische verplichtingen aan de ECB worden nagekomen. Het is in deze gevallen voor een grotere doorzichtigheid aangewezen de informatieplichtigen ervan in kennis te stellen dat de gegevens voor andere statistische doeleinden worden verzameld. In specifieke gevallen kan de ECB ter voldoening aan haar verplichtingen gebruikmaken van de aldus verzamelde statistische gegevens.

(5)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2533/98 vereist dat de ECB uit de referentiepopulatie van informatieplichtigen de werkelijke populatie van informatieplichtigen bepaalt en de rapportagelast tot een minimum beperkt. Voor MFI-rentestatistieken omvat de werkelijke populatie van informatieplichtigen hetzij een volledige telling van alle relevante MFI's of, bij wijze van alternatief, een steekproef van relevante MFI's gebaseerd op specifieke criteria. Gezien de kenmerkende eigenschappen van de MFI-sector in elk van de deelnemende lidstaten wordt de uiteindelijke keuze van de selectiemethode aan de NCB's overgelaten. Het doel is de rapportagelasten te verlichten, terwijl tegelijkertijd de hoge kwaliteit van de statistieken wordt verzekerd. Artikel 5, lid 1, bepaalt dat de ECB verordeningen kan aannemen voor de vaststelling en het opleggen van haar vereisten met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens aan de werkelijke populatie van informatieplichtigen van de deelnemende lidstaten. Artikel 6, lid 4, bepaalt dat de ECB verordeningen mag vaststellen tot nadere bepaling van de voorwaarden waaronder het recht tot verificatie of de gedwongen verzameling van statistische gegevens mag worden uitgeoefend.

(6)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt dat de lidstaten op het gebied van statistische informatie hun eigen organisatie dienen in te richten en volledig met het ESCB dienen samen te werken ter verzekering van de vervulling van de uit artikel 5 van de statuten voortvloeiende verplichtingen.

(7)

Verordeningen die door de ECB uit hoofde van artikel 34.1 van de statuten worden vastgesteld, kennen weliswaar geen rechten toe en leggen geen verplichtingen op aan niet-deelnemende lidstaten, maar artikel 5 van de statuten is desalniettemin zowel op deelnemende als niet-deelnemende lidstaten van toepassing. Verordening (EG) nr. 2533/98 herinnert eraan dat artikel 5 van de statuten, samen met artikel 5 van het Verdrag, voor de niet-deelnemende lidstaten, om deelnemende lidstaten te kunnen worden, de verplichting inhoudt om op nationaal niveau alle maatregelen te nemen en uit te voeren die zij dienstig achten voor de verzameling van de statistische gegevens die nodig zijn om te voldoen aan de door de ECB opgelegde statistische rapportageverplichtingen, evenals voor het tijdig treffen van voorbereidingen op het gebied van statistieken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening geldt:

1. de termen „informatieplichtigen”, „deelnemende lidstaat”, „ingezetene” en „ingezeten” hebben dezelfde betekenis als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98.

2. „huishoudens en niet-financiële vennootschappen” zijn alle niet-financiële sectoren met uitzondering van de overheid, zoals gedefinieerd in het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap ( 2 ). Deze definitie omvat de sector huishoudens en de sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 en S.15 gecombineerd) en de sector niet-financiële vennootschappen (S.11);

3. „kredietinstellingen en andere instellingen” zijn alle MFI's met uitzondering van centrale banken en geldmarktfondsen zoals vastgesteld overeenkomstig de classificatieprincipes uiteengezet in deel 1, paragraaf 1, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) ( 3 );

4. „MFI-rentestatistieken” zijn statistieken met betrekking tot de rentetarieven die door ingezeten kredietinstellingen en andere instellingen worden gehanteerd ten aanzien van in de deelnemende lidstaten ingezeten huishoudens en niet-financiële vennootschappen op in euro luidende deposito's en leningen;

5. „potentiële populatie van informatieplichtigen” betekent ingezeten kredietinstellingen en andere instellingen die in euro luidende deposito's aantrekken van of in euro luidende leningen verstrekken aan in de deelnemende lidstaten ingezeten huishoudens en/of niet-financiële vennootschappen.

Artikel 2

Werkelijke populatie van informatieplichtigen

1.  De werkelijke populatie van informatieplichtigen bestaat uit kredietinstellingen en andere instellingen uit de potentiële populatie van informatieplichtigen die door NCB's worden geselecteerd op grond van de in bijlage I uiteengezette procedure.

2.  Iedere NCB stelt haar ingezeten informatieplichtigen in kennis van hun ►C1  rapportageverplichtingen ◄ op grond van nationale procedures.

▼M2

3.  De Raad van bestuur heeft het recht de naleving van bijlage I te controleren.

▼B

Artikel 3

Statistische rapportageverplichtingen

1.  Ten behoeve van de regelmatige productie van MFI-rentestatistieken verstrekt de werkelijke populatie van informatieplichtigen maandelijks statistische gegevens met betrekking tot nieuw afgesloten contracten en uitstaande bedragen aan de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is. De vereiste statistische informatie is gespecificeerd in bijlage II van deze verordening.

2.  De NCB's definiëren en effectueren de rapportageprocedures die door de werkelijke populatie van informatieplichtigen moeten worden gevolgd overeenkomstig nationale kenmerken. De NCB's verzekeren dat deze rapportageprocedures de vereiste statistische informatie opleveren en nauwgezette controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel.

3.  De vereiste statistische informatie wordt gerapporteerd met inachtneming van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, als omschreven in bijlage III.

4.  De NCB's rapporteren de maandelijkse geaggregeerde nationale statistische informatie aan de ECB uiterlijk aan het einde van de 19e werkdag na het einde van de referentiemaand.

Artikel 4

Verificatie en gedwongen dataverzameling

Het recht tot verificatie of gedwongen verzameling van de gegevens die door informatieplichtigen worden verstrekt overeenkomstig de in deze verordening neergelegde statistische rapportageverplichtingen, wordt uitgeoefend door de NCB's, onverminderd het recht van de ECB om deze rechten zelf uit te oefenen. Dit recht wordt met name uitgeoefend wanneer een instelling die onderdeel uitmaakt van de werkelijke populatie van informatieplichtigen, niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, als omschreven in bijlage III van deze verordening.

Artikel 5

Eerste rapportage

Rapportage op grond van deze verordening begint met de maandelijkse statistische informatie over de maand januari 2003.

Artikel 6

Overgangsbepalingen

Overgangsbepalingen met betrekking tot toepassing van delen van deze verordening zijn neergelegd in bijlage IV.

Artikel 7

Slotbepaling

Deze verordening wordt van kracht op 31 januari 2002.




BIJLAGE I

SELECTIE VAN DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN EN ONDERHOUD VAN DE STEEKPROEF VOOR RENTESTATISTIEKEN VAN MONETAIRE FINANCIËLE INSTELLINGEN

DEEL 1

Selectie van de werkelijke populatie van informatieplichtigen

I.   Algemene selectieprocedure

1.

Nationale centrale banken (NCB's) passen de in het hiernavolgende schema geïllustreerde procedure toe om de informatieplichtigen te selecteren. Deze procedure wordt in detail in deze bijlage uiteengezet.

II.   Volledige telling of steekproef

2. Elke NCB selecteert haar informatieplichtigen uit de kredietinstellingen en andere instellingen in de potentiële populatie van informatieplichtigen die ingezetenen zijn van dezelfde deelnemende lidstaat als de NCB.

3. Om de informatieplichtigen te selecteren voeren de NCB's een volledige telling uit of ze volgen een steekproefbenadering overeenkomstig de in de volgende paragrafen vastgestelde criteria.

4. In het geval van een volledige telling vraagt de NCB elke ingezeten kredietinstelling en andere instelling in de potentiële populatie van informatieplichtigen om de rentestatistieken van de monetaire financiële instelling (MFI) te rapporteren. De variabelen die door middel van een volledige telling worden verzameld zijn de rentetarieven en de bedragen aan nieuwe contracten en de rentetarieven op uitstaande bedragen.

5. In het geval van een steekproef wordt slechts een selectie van de kredietinstellingen en andere instellingen in de potentiële populatie van informatieplichtigen gevraagd te rapporteren. De variabelen die met behulp van de steekproef worden geschat zijn de rentetarieven en de bedragen van nieuwe contracten en de rentetarieven op uitstaande bedragen. Deze variabelen worden de steekproefvariabelen genoemd. Om het risico tot een minimum te beperken dat de resultaten van een steekproefonderzoek afwijken van de ware (onbekende) waarden in de potentiële populatie van informatieplichtigen, wordt de steekproef zo genomen dat deze representatief is voor de potentiële populatie van informatieplichtigen. In het kader van MFI-rentestatistieken wordt een steekproef als representatief beschouwd indien alle kenmerkende eigenschappen die van belang zijn voor MFI-rentestatistieken en eigen zijn aan de potentiële populatie van informatieplichtigen, ook in de steekproef worden weerspiegeld. Voor het nemen van de eerste steekproef kunnen de NCB's geschikte benaderingen en modellen gebruiken om hetsteekproefschema te produceren, ook al voldoen de onderliggende gegevens, die worden afgeleid uit bestaande bronnen, niet volledig aan de definitie van deze verordening.

III.   Stratificatie van de potentiële populatie van informatieplichtigen

6. Om te verzekeren dat de steekproef representatief is, stratificeert iedere NCB die kiest voor de steekproefbenadering voor MFI-rentestatistieken, de potentiële populatie van informatieplichtigen op een geschikte manier alvorens over te gaan tot het selecteren van informatieplichtigen. Stratificatie houdt in dat de potentiële populatie van informatieplichtigen N wordt onderverdeeld in subpopulaties of strata N1, N2, N3, …, NL. Deze onderverdelingen in subpopulaties of strata mogen niet overlappen en vormen samen de potentiële populatie van informatieplichtigen:

▼M2

7. De NCB's stellen stratificatiecriteria op waarmee de potentiële populatie van informatieplichtigen in homogene strata kan worden onderverdeeld. Strata worden geacht homogeen te zijn indien de som van de variantie binnen het stratum van de steekproefvariabelen aanzienlijk lager is dan de totale variantie in de volledige werkelijke populatie van informatieplichtigen ( 4 ). De stratificatiecriteria zijn gekoppeld aan MFI-rentestatistieken, d.w.z. er bestaat een relatie tussen de stratificatiecriteria en de rentetarieven en rentebedragen die vanuit de steekproef dienen te worden geschat.

▼B

8. Elke NCB die voor de steekproefbenadering kiest, stelt minstens één stratificatiecriterium op om te verzekeren dat de steekproef van kredietinstellingen en andere instellingen representatief is voor de betreffende deelnemende lidstaat en dat de steekproeffout klein is. Idealiter stellen NCB's een hiërarchie van stratificatiecriteria op. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de nationale omstandigheden, zodat de stratificatiecriteria specifiek zijn voor elke deelnemende lidstaat.

9. De informatieplichtigen worden geselecteerd door middel van een enkelvoudige steekproef nadat alle strata zijn gedefinieerd. Alleen in deze fase van de steekproef worden informatieplichtigen getrokken uit de potentiële populatie van informatieplichtigen. Een tussentrekking wordt niet uitgevoerd.

IV.   Minimumgrootte van de nationale steekproef

10. De minimumgrootte van de nationale steekproef dient zodanig te zijn dat de maximale stochastische fout ( 5 ) voor rentetarieven op nieuwe contracten gemiddeld over alle categorieën instrumenten niet groter is dan 10 basispunten bij een betrouwbaarheidsniveau van 90 % ( 6 ). Dat hieraan voldaan wordt, dient ofwel rechtstreeks te worden aangetoond met geschikte gegevens, ofwel, bij gebreke aan dergelijke gegevens, mag worden aangenomen dat, indien aan een van de volgende criteria is voldaan, de steekproefgrootte groot genoeg is om aan het minimumvereiste te voldoen.

a) De minimumgrootte van de nationale steekproef omvat ten minste 30 % van de potentiële populatie van ingezeten informatieplichtigen; indien 30 % van de ingezeten informatieplichtigen meer dan 100 informatieplichtigen betreft, kan de minimumgrootte van de nationale steekproef desalniettemin worden beperkt tot 100 informatieplichtigen.

b) De minimumgrootte van de nationale steekproef omvat ten minste 75 % van de stand aan in euro luidende deposito's en 75 % van de stand aan in euro luidende leningen die ontvangen worden van, respectievelijk verstrekt worden aan huishoudens en niet-financiële vennootschappen die ingezetenen zijn van de deelnemende lidstaten.

11. Onder geschikte gegevens worden gegevens verstaan die voldoende gedetailleerd zijn en gekoppeld zijn aan MFI-rentestatistieken in de zin dat de onderzoeken waaruit de gegevens worden afgeleid, definities toepassen die consistent zijn met MFI-rentestatistieken. Het is mogelijk dat vóór het onderzoek aan MFI-rentestatistieken wordt uitgevoerd en informatieplichtigen de eerste reeks gegevens hebben verstrekt, NCB's nog niet de beschikking hebben over dergelijke gegevens.

12. NCB's mogen meer informatieplichtigen selecteren, maar niet minder dan de minimumgrootte van de nationale steekproef. De minimumgrootte van de nationale steekproef heeft zowel betrekking op de eerste minimumsteekproef, alsmede op de minimumsteekproef na onderhoud zoals vastgelegd in paragraaf 21. Vanwege fusies en uittreders kan de steekproef in de loop der tijd tot de volgende onderhoudsperiode kleiner worden.

13. NCB's mogen meer informatieplichtigen selecteren dan is vastgelegd in de minimumgrootte van de nationale steekproef, met name wanneer zulks vereist is om de representativiteit van de nationale steekproef, gezien de structuur van het nationale financiële stelsel, te vergroten.

14. Het aantal kredietinstellingen en andere instellingen in de potentiële populatie van informatieplichtigen en de minimumgrootte van de steekproef dienen consistent te zijn. NCB's kunnen kredietinstellingen en andere instellingen, die ingezetenen zijn van één enkele deelnemende lidstaat en ieder afzonderlijk zijn opgenomen op de lijst van MFI's zoals vastgesteld en bijgewerkt overeenkomstig de in bijlage I, deel 1, paragraaf 1, van Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) ( 7 ) uiteengezette classificatieprincipes, toestaan MFI-rentestatistieken samen als een groep te rapporteren. De groep wordt een fictieve informatieplichtige. Dit betekent dat de groep MFI-rentestatistieken rapporteert als ware het één enkele MFI, d.w.z. er wordt één gemiddeld rentetarief gerapporteerd per categorie instrumenten waarbij de hele groep wordt bestreken in plaats van één tarief voor elke op de lijst van MFI's opgenomen MFI. Tegelijkertijd worden de krediet- en andere instellingen in de groep in de potentiële populatie van informatieplichtigen en in de steekproef nog steeds als aparte instellingen geteld.

V.   Steekproefaandeel van de verschillende strata en selectie van informatieplichtigen

15. Na het bepalen van de nationale strata overeenkomstig paragraaf 6 en 7 en de grootte n van de nationale steekproef overeenkomstig paragraaf 10, nemen NCB's die voor de steekproefbenadering kiezen, de steekproef door de feitelijke informatieplichtigen uit elk stratum te selecteren. De totale grootte n van de nationale steekproef is de som van de steekproefgroottes n1, n2, n3, …, nL voor elk van de strata:

▼M2

16. Iedere NCB kiest de meest geschikte verdeling van de nationale steekproefgrootte n over de strata. Hiertoe bepaalt iedere NCB hoeveel informatieplichtigen nh genomen worden van het totale aantal kredietinstellingen en andere instellingen Nh in ieder stratum. De steekproeffractie nh/Nh voor elk stratum maakt de raming van de variantie van elk stratum mogelijk. Dit houdt in dat minstens twee informatieplichtigen uit elk stratum geselecteerd worden.

▼B

17. Om de feitelijke informatieplichtigen in elk stratum te selecteren, nemen NCB's hetzij alle instellingen in het stratum op, nemen zij een aselecte steekproef of selecteren zij de grootste instellingen per stratum. Het aselect trekken van de instellingen in ieder stratum wordt dan uitgevoerd hetzij met een gelijke waarschijnlijkheid voor alle instellingen, hetzij met een waarschijnlijkheid die evenredig is met de omvang van de instelling. NCB's kunnen voor sommige strata kiezen voor het opnemen van alle instellingen,voor het nemen van een aselecte steekproef voor andere strata, terwijl ze voor wederom andere strata de grootste instellingen selecteren.

18. Informatie over de omvang van iedere kredietinstelling en andere instelling in de potentiële populatie van informatieplichtigen is op nationaal niveau beschikbaar uit de MFI-balansstatistieken die verzameld worden op grond van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13). NCB's gebruiken het totale uitstaande bedrag van in euro luidende deposito's en leningen ten opzichte van huishoudens en niet-financiële vennootschappen ingezetenen van deelnemende lidstaten, hetgeen het voor MFI-rentestatistieken relevante gedeelte van de balans is, of een goede benadering daarvan.

19. MFI-rentestatistieken worden gebaseerd op een selectie zonder teruglegging, d.w.z. iedere kredietinstelling en andere instelling in de potentiële populatie van informatieplichtigen wordt slechts eenmaal geselecteerd.

▼M2

20. Indien een NCB opteert voor een volledige telling van alle kredietinstellingen en andere instellingen in één stratum, dan kan de NCB in dat stratum op het niveau van bijkantoren steekproeven nemen. De voorwaarde is dat de NCB over een complete lijst van bijkantoren beschikt die alle contracten van de krediet- en andere instellingen in het stratum omvat, en over relevante gegevens voor de vaststellingen van de variantie van de rentetarieven voor nieuwe contracten ten opzichte van huishoudens en niet-financiële vennootschappen binnen alle bijkantoren. Op de selectie en het onderhoud van de bijkantoren zijn alle in deze bijlage vastgelegde vereisten van toepassing. De geselecteerde bijkantoren worden fictieve aan alle in bijlage II vastgelegde rapportageverplichtingen onderworpen informatieplichtigen. Deze procedure laat de verplichting van kredietinstellingen of andere instellingen, waartoe de bijkantoren behoren, als informatieplichtige onverlet.

▼B

DEEL 2

Onderhoud van de steekproef van de werkelijke populatie van informatieplichtigen

VI.   Onderhoud van de steekproef in de tijd

21. NCB's die kiezen voor de steekproefbenadering, dienen ervoor te zorgen dat de steekproef in de loop der tijd representatief blijft.

22. NCB's moeten daarom de representativiteit van hun steekproef ten minste eenmaal per jaar controleren. Indien er significante veranderingen zijn opgetreden in de potentiële populatie van informatieplichtigen, dienen die na deze jaarlijkse controle in de steekproef tot uitdrukking te worden gebracht.

23. Met tussenpozen van maximaal twee jaar voeren NCB's een regelmatige controle van de representativiteit van de steekproef rekening houdend met toetreders tot de potentiële populatie van informatieplichtigen, met uittreders uit de potentiële en werkelijke populatie van informatieplichtigen, alsook met alle andere veranderingen in de kenmerkende eigenschappen van de informatieplichtigen. NCB's hebben echter de vrijheid om hun steekproef vaker te controleren en aan te vullen.

24. Na verloop van tijd dient de steekproef te worden bijgesteld rekening houdend met de toetreders tot de potentiële populatie van informatieplichtigen om representatief te blijven voor de potentiële populatie van informatieplichtigen. NCB's nemen daarom een steekproef nb uit de populatie van alle toetreders Nb. De aanvullende selectie van toetredende instellingen nb uit het totale aantal toetreders Nb wordt aangeduid als de incrementele steekproef in de loop der tijd.

25. Na verloop van tijd dient de steekproef ook te worden bijgesteld rekening houdend met de uittreders uit de potentiële en de werkelijke populatie van informatieplichtigen. Bijstelling is niet nodig indien het aantal uittreders Nd uit de potentiële populatie van informatieplichtigen evenredig is aan het aantal uittreders nd uit de steekproef (geval 1). Indien instellingen uit de potentiële populatie van informatieplichtigen treden die geen deel uitmaken van de steekproef, wordt de steekproef te groot vergeleken met de omvang van de potentiële populatie van informatieplichtigen (geval 2). Indien meer instellingen uit de steekproef treden dan uit de potentiële populatie van informatieplichtigen, wordt de steekproef in de loop der tijd te klein en zou niet meer representatief kunnen zijn (geval 3). In de gevallen 2 en 3 worden de gewichten die aan iedere instelling worden toegekend, bijgesteld door middel van een bewezen van de steekproeftheorie afgeleide statistische methode. Het gewicht dat aan elke informatieplichtige wordt toegekend, is het omgekeerde van zijn trekkingskans en dus de ophogingsfactor. Bij poststratificatie wordt de steekproef opnieuw gestratificeerd en worden nieuwe trekkingskansen en dus nieuwe gewichten toegekend. NCB's mogen poststratificatie toepassen indien zulks passend is voor het voldoen aan de verplichtingen. In geval 2, waarin de steekproef relatief te groot is voor de populatie, wordt geen informatieplichtige uit de steekproef genomen.

26. Na verloop van tijd wordt de steekproef bijgesteld rekening houdend met wijzigingen in de kenmerkende eigenschappen van de informatieplichtigen. Deze wijzigingen kunnen optreden vanwege fusies, splitsingen, groei van de instelling, enz. Sommige informatieplichtigen zouden van stratum kunnen veranderen. Net als in de gevallen 2 en 3 voor uittreders, wordt de steekproef bijgesteld door middel van een bewezen van de steekproeftheorie afgeleide statistische methode. Nieuwe trekkingskansen en gewichten worden toegekend.

DEEL 3

Verdere steekproefkwesties

VII.   Consistentie

27. Om te zorgen voor consistentie tussen MFI-rentestatistieken met betrekking tot uitstaande bedragen inzake deposito's en leningen en betreffende nieuwe contracten inzake deposito's en leningen, gebruiken NCB's die voor de steekproefbenadering kiezen, dezelfde informatieplichtigen voor het verzamelen van deze statistische reeksen. NCB's kunnen ook kiezen voor een steekproefbenadering voor onderdelen van MFI-statistieken van rentetarieven en een volledige telling voor de overige delen. Zij mogen echter niet twee of meer verschillende steekproeven gebruiken.

VIII.   Financiële innovatie

28. NCB's hoeven in de steekproefprocedure niet elk product op te nemen dat op nationaal niveau bestaat. Ze mogen echter geen hele categorie instrumenten uitsluiten op de grond dat de betrokken bedragen erg klein zijn. Dus, indien een categorie instrumenten slechts door één instelling wordt aangeboden, wordt deze instelling opgenomen in de steekproef. Indien een categorie instrumenten ten tijde van de eerste steekproeftrekking niet bestaat in een deelnemende lidstaat, maar daarna door een instelling wordt geïntroduceerd, wordt deze instelling bij de eerstvolgende controle van de representativiteit opgenomen in de steekproef. Indien een nieuw product wordt gecreëerd, rapporteren de instellingen in de steekproef hierover in hun eerstvolgende verslag, zoals van alle informatieplichtigen wordt vereist dat ze over al hun producten rapporteren.

▼M2




BIJLAGE II

RAPPORTAGEKADER VAN RENTESTATISTIEKEN VOOR MONETAIRE FINANCIËLE INSTELLINGEN

AFDELING 1

SOORT TARIEF

I.    Overeengekomen rente uitgedrukt in procenten per jaar

Algemeen principe

1. Het rentetype waarover informatieplichtigen voor alle categorieën deposito's en leningen die betrekking hebben op nieuwe contracten en op uitstaande bedragen, informatie dienen te verschaffen is de overeengekomen rente uitgedrukt in procenten per jaar (AAR, annualised agreed rate). Het is gedefinieerd als het rentetarief dat afzonderlijk tussen de informatieplichtige en het huishouden of de niet-financiële vennootschap is overeengekomen voor een deposito of lening, omgerekend op jaarbasis en uitgedrukt in procenten per jaar. De AAR omvat alle rentebetalingen op deposito's en leningen, maar geen andere mogelijk van toepassing zijnde kosten. Disagio, gedefinieerd als het verschil tussen het nominale bedrag van de lening en het door de klant ontvangen bedrag, wordt beschouwd als een rentebetaling bij aanvang van het contract (tijd t0) en wordt daarom meegenomen in de AAR.

2. Indien tussen de informatieplichtige en het huishouden of de niet-financiële vennootschap overeengekomen rentebetalingen op gezette tijden in een jaar worden gekapitaliseerd, bijvoorbeeld per maand of per kwartaal in de plaats van per jaar, wordt het overeengekomen tarief met behulp van de volgende formule omgerekend om de AAR af te leiden:

x = 1 + r ag n n – 1

met:

x

als de AAR,

rag

als het rentetarief op jaarbasis dat is overeengekomen tussen de informatieplichtigen en het huishouden of de niet-financiële vennootschap voor een deposito of lening waarbij de rente op het deposito en alle betalingen en aflossingen van de lening op gezette tijden binnen een jaar worden gekapitaliseerd, en

n

het aantal kapitalisatieperioden voor de depositorente en betalings-/aflossingsperioden van de lening per jaar, d.w.z. 1 bij jaarlijkse betalingen, 2 bij halfjaarlijkse betalingen, 4 bij betalingen per kwartaal, en 12 bij maandelijkse betalingen.

3. Nationale Centrale Banken (NCB’s) kunnen ook verlangen dat hun informatieplichtigen voor alle of voor sommige deposito- en leninginstrumenten die betrekking hebben op nieuwe contracten en uitstaande bedragen, het eng gedefinieerde rentetarief (NDER) rapporteren, in plaats van de AAR. Het eng gedefinieerde rentetarief is gedefinieerd als het door de informatieplichtigen en het huishouden of de niet-financiële vennootschap overeengekomen rentetarief op jaarbasis dat gelijk is aan de contante waarde van alle actuele of toekomstige verplichtingen, met uitzondering van kosten (deposito's of leningen, betalingen of aflossingen of rentebetalingen). Het NDER is gelijk aan de rentecomponent van het jaarlijkse kostenpercentage (APRC) zoals gedefinieerd in artikel 3, onder i) van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad ( 8 ). Het enige verschil tussen het eng gedefinieerde rentetarief en de AAR is de onderliggende methode voor het op jaarbasis berekenen van rentebetalingen. Het NDER gebruikt een iteratieve benadering van het rentetarief op jaarbasis en kan daarom op elk type deposito of lening worden toegepast, terwijl de AAR de in paragraaf 2 gedefinieerde algebraïsche formule gebruikt en daarom alleen toegepast kan worden op deposito's en leningen met regelmatige kapitalisatie van rentebetalingen. Alle andere vereisten zijn hetzelfde, hetgeen inhoudt dat overal waar in het navolgende van deze bijlage sprake is van de AAR, dit ook van toepassing is op het NDER.

Behandeling van belastingen, subsidies en regulerende maatregelen

4. De rentebetalingen die worden bestreken door de AAR, reflecteren wat de informatieplichtige betaalt op deposito's en ontvangt op leningen. Indien het door de ene partij betaalde bedrag verschilt van het door de andere partij ontvangen bedrag, is de opvatting van de informatieplichtige inzake het tarief bepalend voor de rentebetaling die gerapporteerd wordt voor doeleinden van rentestatistieken van monetaire financiële instellingen (MFI’s).

5. Op grond van dit principe dienen rentetarieven op een brutobasis vóór belastingen te worden geregistreerd, aangezien de rentetarieven vóór belastingen weergeven wat informatieplichtigen op deposito's betalen en op leningen ontvangen.

6. Voorts worden door derden aan huishoudens of niet-financiële vennootschappen toegekende subsidies niet meegenomen bij het bepalen van de rentebetaling, aangezien de subsidies niet betaald of ontvangen worden door de informatieplichtige.

7. Gunstige tarieven die informatieplichtigen berekenen voor hun werknemers, worden meegenomen in MFI-rentestatistieken.

8. Indien regulerende maatregelen rentebetalingen beïnvloeden, bijvoorbeeld renteplafonds of het verbod op vergoeding voor girale deposito's, wordt dit in MFI-rentestatistieken tot uitdrukking gebracht. Een wijziging in de regulerende maatregelen, bijvoorbeeld het niveau van toegepaste rentetarieven of renteplafonds, wordt in MFI-rentestatistieken weergegeven als een wijziging in het rentetarief.

II.    Jaarlijks kostenpercentage

9. Naast AAR verstrekken de informatieplichtigen met betrekking tot nieuwe contracten voor consumptief krediet en leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis het jaarlijkse kostenpercentage, d.w.z.:

 één jaarlijks kostenpercentage voor nieuw consumptief krediet (zie indicator 30 in appendix 2, en

 één jaarlijks kostenpercentage voor nieuwe leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis (zie indicator 31 in appendix 2) ( 9 ).

10. In het jaarlijkse kostenpercentage zijn de „totale kosten van het aan de consument verleende krediet” opgenomen, zoals gedefinieerd in artikel 3, onder g), van Richtlijn 2008/48/EG. Deze totale kosten omvatten een rentecomponent en een component overige (ermee samenhangende) kosten, zoals de onderzoeks- en administratiekosten, kosten voor het opstellen van de documenten, garanties, kredietverzekering, enz.

11. De samenstelling van de component overige kosten kan van land tot land verschillen, aangezien de definities in Richtlijn 2008/48/EG op verschillende manieren worden toegepast en omdat de nationale financiële systemen en de procedures voor het verstrekken van onderpand voor krediet verschillen.

III.    Conventies

12. Informatieplichtigen gaan bij het samenstellen van het AAR uit van een standaardjaar van 365 dagen, d.w.z. het effect van een bijkomende dag in schrikkeljaren wordt genegeerd.

AFDELING 2

TE RAPPORTEREN ACTIVITEITEN

13. Informatieplichtigen verstrekken MFI-rentestatistieken met betrekking tot uitstaande bedragen en nieuwe contracten.

IV.    Rentetarieven op uitstaande bedragen

14.  Uitstaande bedragen worden gedefinieerd als de stand van alle deposito's die door huishoudens en niet-financiële vennootschappen bij de informatieplichtige worden geplaatst en de stand van alle leningen die door de informatieplichtige aan huishoudens en niet-financiële vennootschappen worden verstrekt.

15. Een rentetarief op uitstaande bedragen weerspiegelt het gewogen gemiddelde renteniveau dat van toepassing is op de stand van deposito's of leningen in de betreffende categorie instrumenten op het referentietijdstip zoals gedefinieerd in paragraaf 26. De gewogen gemiddelde rentetarieven is de som van de AAR vermenigvuldigd met de corresponderende uitstaande bedragen en gedeeld door de totale uitstaande bedragen. Het omvat alle uitstaande contracten die werden toegestaan gedurende alle perioden vóór de referentiedatum.

16. Dubieuze leningen maken geen deel uit van de gewogen gemiddelde rentetarieven. Dubieuze leningen worden gedefinieerd overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank (ECB/2008/32) van 19 december 2008 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking) ( 10 ). Het totale bedrag van een volledig of gedeeltelijk als een dubieuze lening ingedeelde lening maakt geen deel uit van de rentestatistieken. Leningen voor schuldherstructurering tegen onder de op de markt gangbare tarieven, d.w.z. schuldherstructurering aangaande debiteurs met financiële problemen, zijn eveneens uitgesloten uit de rentestatistieken.

V.    Nieuwe contracten met betrekking tot girale deposito's, deposito’s met opzegtermijn, schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten

17. In het geval van girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, schulden op kredietkaart (verruimd krediet en faciliteitskrediet) (ook „kredietkaartschulden” genoemd), alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten zoals gedefinieerd in de paragrafen 42 tot en met 45 en 51, wordt het begrip nieuwe contracten uitgebreid tot het gehele uitstaande bedrag. Het debet- of creditsaldo, d.w.z. het uitstaande bedrag, op het referentietijdstip zoals gedefinieerd in paragraaf 29, wordt daarom gebruikt als een indicator voor de nieuwe contracten in girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten.

18. Het rentetarief voor girale deposito’s, deposito’s met een opzegtermijn, schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten reflecteert het gewogen gemiddelde renteniveau dat van toepassing is op het uitstaande bedrag op deze rekeningen op het referentietijdstip zoals gedefinieerd in paragraaf 29. Het omvat de actuele balanspositie van alle gedurende alle perioden vóór de referentiedatum overeengekomen uitstaande contracten.

19. Om de MFI-rentetarieven te berekenen op rekeningen die afhankelijk van het saldo deposito's of leningen kunnen zijn, maken informatieplichtigen een onderscheid tussen de perioden met een creditsaldo en de perioden met een debetsaldo. De informatieplichtigen rapporteren gewogen gemiddelde rentetarieven waarbij de creditsaldi als girale deposito's worden aangeduid, en gewogen gemiddelde rentetarieven waarbij de debetsaldi als rekening-courantkredieten worden aangeduid. Ze rapporteren geen gewogen gemiddelde rentetarieven waarin (lage) tarieven voor girale deposito's en (hoge) tarieven voor rekening-courantkredieten worden gecombineerd.

VI.    Nieuwe contracten in instrumentcategorieën met uitzondering van girale deposito's, deposito’s met opzegtermijn, schulden op kredietkaart en doorlopende leningen en rekening-courantkredieten

20. De volgende paragrafen 21 tot en met 25 hebben betrekking op termijndeposito’s, repo's, en alle leningen met uitzondering van doorlopende leningen en rekening-courantkredieten en kredietkaartschulden zoals gedefinieerd in de paragrafen 42 tot 45 en 51.

21.  Nieuwe contracten worden gedefinieerd als elke nieuwe overeenkomst tussen het huishouden of de niet-financiële vennootschap en de informatieplichtige. Nieuwe contracten omvatten:

 alle financiële contracten die voor de eerste keer het rentetarief van het deposito of de lening vermelden, en

 alle nieuwe onderhandelingen inzake bestaande deposito's en leningen.

Bestaande deposito- en leencontracten die automatisch worden verlengd, d.w.z. zonder enigerlei actieve betrokkenheid van het huishouden of de niet-financiële vennootschap, en waarbij geen nieuwe onderhandelingen worden gevoerd over de voorwaarden van het contract, met inbegrip van het rentetarief, worden niet als nieuwe contracten beschouwd.

22. Het rentetarief voor nieuwe contracten weerspiegelt het toepasselijke gewogen gemiddelde renteniveau op de deposito's en leningen in de betreffende categorie instrumenten met betrekking tot nieuwe afgesloten overeenkomsten tussen huishoudens en niet-financiële vennootschappen en de informatieplichtige in de referentieperiode zoals gedefinieerd in paragraaf 32

23. Wijzigingen in variabele rentetarieven in de zin van automatische aanpassingen van het rentetarief door de informatieplichtige zijn geen nieuwe overeenkomsten en worden daarom niet beschouwd als nieuwe contracten. Voor bestaande contracten worden deze wijzigingen in variabele tarieven derhalve niet meegenomen in tarieven voor nieuwe contracten, maar alleen in de gemiddelde tarieven op uitstaande bedragen.

24. Een wijziging van een vast in een variabel rentetarief of omgekeerd (op tijdstip t1) in de loop van het contract op een bij aanvang van het contract (tijdstip t0) afgesproken tijdstip, is geen nieuwe overeenkomst, maar onderdeel van de voorwaarden van de lening zoals vastgelegd op tijdstip t0. Dergelijke wijzigingen worden derhalve niet beschouwd als nieuwe contracten.

25. Een huishouden of niet-financiële vennootschap neemt bij het afsluiten van een lening, buiten een doorlopende lening of een rekening-courantkrediet normaliter het volledige bedrag bij aanvang van het contract op. Het kan een lening echter in tranches opnemen op de tijdstippen t1, t2, t3, enz. in plaats van het volledige bedrag bij aanvang van het contract (tijdstip t0). Het feit dat de lening in tranches wordt opgenomen is irrelevant voor MFI-rentestatistieken. De overeenkomst tussen het huishouden of de niet-financiële vennootschap en de informatieplichtige op tijdstip t0, met het rentetarief en het totale bedrag van de lening, wordt opgenomen in MFI-rentestatistieken met betrekking tot nieuw afgesloten contracten.

AFDELING 3

REFERENTIETIJDSTIP

VII.    Referentietijdstip voor MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen

26. NCB's bepalen of de MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen, d.w.z. de in appendix 1 beschreven indicatoren 1 tot en met 14, op nationaal niveau worden samengesteld als een momentopname op de laatste dag van de periode of als impliciete rentetarieven die betrekking hebben op periodegemiddelden. De bestreken periode is één maand.

27. Rentetarieven op uitstaande bedragen die samengesteld worden als een momentopname op het einde van de maand, worden berekend als gewogen gemiddelden van de rentetarieven die van toepassing zijn op de deposito- en leningenstanden op een bepaald tijdstip op de laatste dag van de maand. Op dat tijdstip verzamelt de informatieplichtige de toepasselijke rentetarieven en de betreffende bedragen voor alle uitstaande deposito's en leningen ten opzichte van huishoudens en niet-financiële vennootschappen, en stelt voor iedere categorie instrumenten een gewogen gemiddeld rentetarief samen. In tegenstelling tot maandgemiddelden, bestrijken MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen die samengesteld zijn als momentopnamen aan het einde van de maand, alleen die contracten die nog uitstaan op het tijdstip waarop de gegevens worden verzameld.

28. Rentetarieven op uitstaande bedragen die samengesteld worden als impliciete op maandgemiddelden betrekking hebbende rentetarieven, worden berekend als quotiënten, met als teller de gecumuleerde rentestroom in de referentiemaand, d.w.z. het gecumuleerde bedrag aan rente dat op deposito's is verschuldigd en op leningen te ontvangen, en als noemer de gemiddelde maandstand. Aan het einde van de referentiemaand rapporteert de informatieplichtige voor iedere categorie instrumenten het gecumuleerde bedrag aan verschuldigde of te ontvangen rente in de loop van de maand en de gemiddelde deposito- en leningenstand in dezelfde maand. In tegenstelling tot waarnemingen op het einde van de maand omvatten de als maandgemiddelden samengestelde MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen ook contracten die op enigerlei moment gedurende de maand uitstonden, maar niet meer uitstaan op het einde van de maand. De gemiddelde deposito- en leningenstanden in de referentiemaand worden idealiter samengesteld als het gemiddelde van de dagstanden in de maand. Als een minimumnorm wordt de gemiddelde maandstand afgeleid uit de dagsaldi voor categorieën volatiele instrumenten, d.w.z. ten minste girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten. Voor alle andere categorieën instrumenten wordt de gemiddelde maandstand afgeleid uit weeksaldi of frequenter vastgestelde saldi. Gedurende een overgangsperiode van niet meer dan twee jaar worden voor leningen met een vaste looptijd van meer dan vijf jaar de waarnemingen aan het einde van de maand geaccepteerd.

VIII.    Referentietijdstip voor nieuw afgesloten contracten inzake girale deposito's, deposito’s met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten

29. NCB's bepalen of de MFI-rentetarieven op girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, d.w.z. de in appendix 2 beschreven indicatoren 5, 6, 7, 12, 23, 32 en 36, op nationaal niveau worden samengesteld als een momentopname op het einde van de periode of als impliciete op periodegemiddelden betrekking hebbende rentetarieven. De bestreken periode is één maand.

30. Analoog aan de samenstelling van rente op uitstaande bedragen in appendix 1 worden de rentetarieven op girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten samengesteld op een van de volgende manieren:

a) een momentopname op het einde van de maand wordt berekend, d.w.z. gewogen gemiddelden van de rentetarieven die van toepassing zijn op deze deposito- en leningenstanden op een bepaald tijdstip op de laatste dag van de maand. Op dat tijdstip verzamelt de informatieplichtige de rentetarieven en de betreffende bedragen voor alle girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten ten opzichte van huishoudens en niet-financiële vennootschappen en stelt voor iedere categorie instrumenten een gewogen gemiddeld rentetarief vast. In tegenstelling tot maandgemiddelden, bestrijken MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen die samengesteld zijn als momentopnamen aan het einde van de maand, alleen die contracten die nog uitstaan op het tijdstip waarop de gegevens worden verzameld;

b)  impliciete rentetarieven die betrekking hebben op het maandgemiddelde, worden berekend, d.w.z. quotiënten met als teller het gecumuleerd bedrag aan verschuldigde rente op deposito's en te ontvangen op leningen, en als noemer het daggemiddelde van de standen. Aan het einde van de maand rapporteert de informatieplichtige voor girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten het gedurende de maand gecumuleerde bedrag aan verschuldigde of te ontvangen rente en de gemiddelde deposito- en leningenstand gedurende dezelfde maand. Voor girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten wordt de gemiddelde maandstand afgeleid uit de dagsaldi. In tegenstelling tot waarnemingen op het einde van de maand omvatten de als maandgemiddelden samengestelde MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen ook contracten die op enigerlei moment gedurende de maand uitstonden, maar niet meer uitstaan op het einde van de maand.

31. Betreffende bankrekeningen die een deposito of een lening kunnen zijn, afhankelijk van het saldo, indien MFI-rentetarieven worden samengesteld als een momentopname op het einde van de maand, bepaalt alleen het saldo op een bepaald tijdstip op de laatste dag van de maand of de rekening in deze maand als een giraal deposito of als een rekening-courantkrediet wordt beschouwd. Indien MFI-rentetarieven worden berekend als impliciete rentetarieven die betrekking hebben op het gemiddelde van de maand, wordt iedere dag vastgesteld of de rekening een deposito of een lening is. Vervolgens wordt het gemiddelde berekend van de dagelijkse creditsaldi en de dagelijkse debetsaldi om de gemiddelde maandstanden te berekenen voor de noemer van het impliciete rentetarief. Verder maken de stromen in de teller onderscheid tussen gecumuleerde verschuldigde rente op deposito's en te ontvangen rente op leningen. Informatieplichtigen rapporteren geen gewogen gemiddelde rentetarieven waarin (lage) tarieven voor girale deposito's en (hoge) tarieven voor rekening-courantkredieten worden gecombineerd.

IX.    Referentietijdstip voor nieuwe contracten (met uitzondering van girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten)

32. MFI-rentetarieven voor nieuwe contracten met uitzondering van girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, d.w.z. alle in appendix 2 beschreven indicatoren met uitzondering van de indicatoren 1, 5, 6, 7, 12, 23, 32 en 36, worden berekend als periodegemiddelden. De bestreken periode is één (hele) maand.

33. Voor iedere categorie instrumenten berekenen de informatieplichtigen het tarief voor nieuwe contracten als een gewogen gemiddelde van alle rentetarieven voor nieuwe transacties in de categorie instrumenten in de referentiemaand. Deze rentetarieven met betrekking tot het maandgemiddelde worden doorgegeven aan de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is, samen met de gewichten van het bedrag van de nieuwe contracten die in de rapportagemaand voor iedere categorie instrumenten zijn afgesloten. Informatieplichtigen nemen de in de hele maand afgesloten nieuwe transacties in aanmerking.

AFDELING 4

CATEGORIEËN INSTRUMENTEN

X.    Algemene bepalingen

34. Informatieplichtigen verschaffen MFI-rentestatistieken met betrekking tot uitstaande bedragen voor de in appendix 1 aangegeven categorieën instrumenten en met betrekking tot nieuwe contracten voor de categorieën instrumenten in appendix 2. Zoals vastgelegd in paragraaf 17 zijn rentetarieven op girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten rentetarieven op nieuwe contracten en worden derhalve opgenomen in appendix 2 met betrekking tot nieuwe contracten. Omdat de methode van samenstelling en het referentietijdstip voor de tarieven op girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten echter dezelfde zijn als voor de andere indicatoren voor uitstaande bedragen, worden de indicatoren 1, 5, 6, 7, 12, 23, 32 en 36 van appendix 2 in appendix 1 herhaald.

35. Een categorie instrumenten zoals omschreven in de appendices 1 en 2 is op nationaal niveau niet van toepassing in bepaalde deelnemende lidstaten en worden daarom buiten beschouwing gelaten indien ingezeten kredietinstellingen en andere instellingen producten die tot deze categorie behoren, helemaal niet aanbieden aan in de deelnemende lidstaat ingezeten huishoudens en niet-financiële instellingen. Gegevens dienen te worden verschaft indien enige zakelijke activiteit bestaat, hoe gering die activiteit ook moge zijn.

36. Voor iedere in appendix 1 en appendix 2 gedefinieerde categorie instrumenten, en toegepast op de bankzaken die door ingezeten kredietinstellingen en andere instellingen worden gedaan met in de deelnemende lidstaten ingezeten huishoudens en niet-financiële vennootschappen, worden de MFI-rentestatistieken samengesteld op basis van alle rentetarieven die van toepassing zijn op alle producten die binnen deze categorie instrumenten vallen. Dit houdt in dat NCB's niet binnen elke categorie instrumenten een pakket binnenlandse producten mogen vaststellen waarvoor MFI-rentestatistieken worden verzameld; integendeel, de tarieven op alle door elk van de informatieplichtigen aangeboden producten moeten worden meegenomen. Zoals aangegeven in bijlage I, paragraaf 28, hoeven NCB's niet ieder product dat op nationaal niveau bestaat, in de steekproef mee te nemen. Ze mogen echter geen hele categorie instrumenten uitsluiten op de grond dat de betrokken bedragen erg klein zijn. Dus indien een categorie instrumenten slechts door één instelling wordt aangeboden, wordt deze instelling opgenomen in de steekproef. Indien een categorie instrumenten ten tijde van de eerste steekproeftrekking niet bestaat in een deelnemende lidstaat, maar een nieuw product dat tot deze categorie behoort daarna door een instelling wordt geïntroduceerd, wordt deze instelling bij de eerstvolgende controle van de representativiteit opgenomen in de steekproef. Indien binnen een bestaande instrumentcategorie een nieuw product wordt gecreëerd, rapporteren de instellingen in de steekproef hierover in hun eerstvolgende verslag, zoals van alle informatieplichtigen wordt vereist dat ze over al hun producten rapporteren.

37. Uitzonderingen op het beginsel dat alle rentetarieven moeten worden meegenomen die op alle producten van toepassing zijn, zijn rentetarieven op dubieuze leningen en leningen voor schuldherstructurering. Zoals aangegeven in paragraaf 16, worden dubieuze leningen en leningen voor schuldherstructurering tegen tarieven die lager liggen dan de in de markt gangbare tarieven, d.w.z. toegepast op debiteurs met financiële problemen, niet meegenomen in MFI-rentestatistieken.

XI.    Uitsplitsing naar munteenheid

38. MFI-rentestatistieken bestrijken de rentetarieven die worden toegepast door de populatie van informatieplichtigen. Gegevens over deposito's en leningen in andere valuta's dan de euro zijn niet vereist voor alle deelnemende lidstaten. Dit wordt weerspiegeld in de appendices 1 en 2 waar alle indicatoren betrekking hebben op in euro luidende deposito's en leningen.

XII.    Uitsplitsing naar sector

39. Met uitzondering van repo's, worden alle deposito's en leningen die vereist zijn voor MFI-rentestatistieken uitgesplitst naar sector. Appendices 1 en 2 maken daarom onderscheid tussen indicatoren ten opzichte van huishoudens (waaronder instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens) ( 11 ) en ten opzichte van niet-financiële vennootschappen ( 12 ). Bovendien worden aparte gegevens gerapporteerd voor eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid als een deel van huishoudens, maar uitsluitend aangaande nieuw afgesloten contracten voor „andere doeleinden”. NCB's kunnen afzien van het vereiste van afzonderlijke identificatie van leningen aan eenmanszaken indien dergelijke leningen minder dan 5 % uitmaken van de totale kredietverlening aan huishoudens in de deelnemende lidstaat in termen van uitstaande bedragen zoals berekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32).

40. Indicator 5 in appendix 1 en indicator 11 in appendix 2 hebben betrekking op repo's. Ofschoon de vergoeding voor repo's niet in alle deelnemende lidstaten onafhankelijk is van de sector van de houder, is voor repo's geen uitsplitsing vereist naar de sectoren huishoudens en niet-financiële vennootschappen op het niveau van alle deelnemende lidstaten. Voorts is geen uitsplitsing naar looptijd vereist op het niveau van alle deelnemende lidstaten, omdat wordt aangenomen dat repo's hoofdzakelijk van zeer korte termijn zijn. Het MFI-rentetarief op repo's heeft zonder differentiatie betrekking op beide sectoren.

41. De indicatoren 5 en 6 in appendix 2 hebben betrekking op door huishoudens aangehouden deposito's met opzegtermijn. Het rentetarief en het gewicht voor deposito's met opzegtermijn hebben op het niveau van alle deelnemende lidstaten echter betrekking op zowel door huishoudens als door niet-financiële vennootschappen aangehouden deposito's met opzegtermijn, d.w.z. beide sectoren worden samengenomen, maar ze worden toegerekend aan huishoudens. Op het niveau van alle deelnemende lidstaten is geen uitsplitsing naar sector vereist.

XIII.    Uitsplitsing naar type instrument

42. Tenzij in de hiernavolgende paragrafen 43 tot 52 anders wordt vermeld, zijn de uitsplitsing naar instrument voor MFI-rentetarieven en de definities van de verschillende soorten instrumenten overeenkomstig de categorieën activa en passiva zoals uiteengezet in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32).

43. MFI-rentetarieven op girale deposito's, d.w.z. de indicatoren 1 en 7 in appendix 2, bestrijken alle girale deposito's, ongeacht of zij rentedragend zijn of niet. Renteloze girale deposito's worden dus meegenomen in MFI-rentestatistieken.

44. In het kader van MFI-rentestatistieken hebben doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, d.w.z. de indicatoren 12 en 23 in appendix 2, dezelfde betekenis als in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32), ongeacht de initiële periode met vaste rente. Boetes op rekening-courantkredieten die worden opgelegd als een component van andere kosten, bijvoorbeeld in de vorm van speciale vergoedingen, worden niet verdisconteerd in het AAR zoals gedefinieerd in paragraaf 1, omdat dit tarief alleen de rentecomponent van leningen omvat. Onder deze categorie gerapporteerde leningen worden niet gerapporteerd onder een categorie nieuw afgesloten contracten.

45. In het kader van MFI-rentestatistieken hebben schulden op kredietkaart dezelfde betekenis als gedefinieerd in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32). Gegevens betreffende rente worden uitsluitend gerapporteerd aangaande verruimde schulden op kredietkaart, in de indicatoren 32 en 36. De rente op faciliteitskrediet wordt niet apart gerapporteerd, aangezien de rente per definitie 0 % bedraagt. De uitstaande faciliteitsschulden op kredietkaart zijn echter opgenomen als een deel van MFI-rentestatistieken op uitstaande bedragen, samen met de uitstaande verruimde schulden op kredietkaart. Noch de faciliteitsschulden op kredietkaart, noch de verruimde schulden op kredietkaart worden onder enige andere indicator voor nieuw afgesloten contracten gerapporteerd.

46. In het kader van MFI-rentestatistieken omvatten nieuwe leningen aan niet-financiële vennootschappen (behoudens doorlopende leningen en rekening-courantkredieten en schulden op kredietkaart), d.w.z. de indicatoren 37 tot 54 in appendix 2, alle leningen, behoudens (verruimd krediet en faciliteitskrediet) schulden op kredietkaart en doorlopende leningen en rekening-courantkredieten aan vennootschappen ongeacht de hoogte ervan, terwijl de indicatoren 62 tot 85 gedekte leningen betreffen zoals omschreven in paragraaf 60. Leningen aan niet-financiële vennootschappen in appendix 1 inzake uitstaande bedragen, hebben dezelfde betekenis als omschreven in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) en omvatten doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, alsook schulden op kredietkaart (verruimd krediet en faciliteitskrediet).

47. In het kader van MFI-rentestatistieken worden nieuwe leningen aan huishoudens voor consumptie, d.w.z. de indicatoren 13 tot 15, 30 en 55 tot 57 in appendix 2 omschreven als leningen, m.u.v. schulden op kredietkaart (verruimd krediet en faciliteitskrediet), alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten die worden verstrekt voor de aanschaf van goederen en diensten voor persoonlijk gebruik, terwijl de indicatoren 55 tot 57 gedekte leningen betreffen zoals omschreven in paragraaf 60. Leningen voor consumptie in appendix 1 die betrekking hebben op uitstaande bedragen, hebben dezelfde betekenis als omschreven in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) en omvatten doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, alsook verruimde schulden op kredietkaart.

48.  Leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis, d.w.z. de indicatoren 6 tot en met 8 in appendix 1 en de indicatoren 16 tot en met 19 en 31 in appendix 2, kunnen gedekt of ongedekt zijn, terwijl de indicatoren 58 tot 61 gedekte leningen betreft zoals omschreven in paragraaf 60. MFI-rentestatistieken bestrijken zonder differentiatie in de indicatoren 16 tot 19 en 31 gedekte en ongedekte leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis. Voor MFI-rentestatistieken worden nieuwe leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis, d.w.z. de indicatoren 16 tot en met 19, 31 en 58 tot 61 in appendix 2, gedefinieerd als een krediet, met uitzondering van doorlopende leningen en rekening-courantkredieten of schulden op kredietkaart, dat wordt verlengd voor investering in huisvesting, met inbegrip van bouwen en het aanbrengen van verbeteringen aan het huis (herinrichting). Leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis in appendix 1 die betrekking hebben op uitstaande bedragen, hebben dezelfde betekenis als omschreven in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) en omvatten doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, alsook schulden op kredietkaart.

49. In het kader van MFI-rentestatistieken worden nieuwe leningen aan huishoudens voor andere doeleinden, d.w.z. de indicatoren 20 tot 22 en 33 tot 35 in appendix 2, gedefinieerd als leningen met uitzondering van doorlopende leningen, rekening-courantkredieten of schulden op kredietkaart, die worden verstrekt voor bijvoorbeeld zakelijke doeleinden, schuldconsolidatie, opleiding, enz. De definitie van overige leningen aan huishoudens in appendix 1 die betrekking hebben op uitstaande bedragen, heeft dezelfde betekenis als de definitie in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) en omvat doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, alsook schulden op kredietkaart.

50. Ten behoeve van MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen omvatten leningen voor consumptie, leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis en overige leningen aan huishoudens voor andere doeleinden tezamen alle leningen die aan huishoudens worden verstrekt door ingezeten kredietinstellingen en andere instellingen, met inbegrip van doorlopende leningen en rekening-courantkrediet, alsook schulden op kredietkaart (verruimd krediet en faciliteitskrediet).

51. Ten behoeve van MFI-rentetarieven op nieuw afgesloten contracten omvatten verruimde schulden op kredietkaart, doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, leningen aan huishoudens voor consumptie, voor de aankoop van een huis en voor andere doeleinden alle leningen die aan huishoudens worden verstrekt door ingezeten kredietinstellingen en andere instellingen. Faciliteitsschulden op kredietkaart worden niet apart gerapporteerd in MFI-rentestatistieken inzake nieuw afgesloten contracten, maar worden opgenomen als een deel van de respectieve posten uitstaande bedragen.

XIV.    Uitsplitsing naar bedragcategorie

52. Voor overige leningen aan niet-financiële vennootschappen, d.w.z. de indicatoren 37 tot 54 en 62 tot 85 in appendix 2, worden drie categorieën bedragen onderscheiden, d.w.z. a) „tot en met 0,25 miljoen EUR”, b) „meer dan 0,25 miljoen tot en met 1 miljoen EUR” en c) „meer dan 1 miljoen EUR”. Het bedrag heeft enkel betrekking op de als een nieuw contract beschouwde enkele krediettransactie, en niet op alle contracten tussen de niet-financiële vennootschap en de informatieplichtige.

XV.    Uitsplitsing naar oorspronkelijke looptijd, opzegtermijn of initiële rentebepaling

53. Afhankelijk van het soort instrument en of het MFI-rentetarief betrekking heeft op uitstaande bedragen of op nieuwe contracten, geven de statistieken een uitsplitsing naar oorspronkelijke looptijd, opzegtermijn, of initiële periode met vaste rente. Deze uitsplitsingen verwijzen naar tijdsperioden of termijnen, bijvoorbeeld een rentetarief op deposito's met een vaste looptijd tot twee jaar heeft betrekking op een gemiddeld tarief voor alle deposito's met een vaste oorspronkelijke looptijd die ligt tussen twee dagen en twee jaar, gewogen op basis van de omvang van het deposito.

54. De definities van de uitsplitsing naar oorspronkelijke looptijd en opzegtermijn zijn overeenkomstig de definities in deel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32). Zoals uiteengezet in appendix 1, worden alle depositocategorieën op uitstaande bedragen met uitzondering van repo's en alle kredietcategorieën op uitstaande bedragen uitgesplitst naar oorspronkelijke looptijd. Zoals uiteengezet in appendix 2, worden nieuwe contracten op deposito's met vaste looptijd eveneens uitgesplitst naar oorspronkelijke looptijd en worden nieuwe contracten deposito's met opzegtermijn uitgesplitst naar opzegtermijn. Aparte gegevens betreffende leningen aan niet financiële ondernemingen met een initiële periode met vaste rente tot één jaar in combinatie met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar worden gerapporteerd voor elke omvang leningcategorie van paragraaf 52, zoals omschreven in appendix 2.

55. De krediettarieven op nieuwe contracten in appendix 2 worden uitgesplitst naar de in het contract opgenomen initiële periode met vaste rente. In het kader van MFI-rentestatistieken wordt de initiële periode met vaste rente gedefinieerd als een bij de aanvang van het contract vastgestelde periode waarin de hoogte van het rentetarief niet kan wijzigen. De initiële rentevaste periode kan korter zijn dan of gelijk aan de oorspronkelijke looptijd van de lening. De hoogte van het rentetarief wordt alleen geacht vast te zijn indien het op een exact niveau is vastgesteld, bijvoorbeeld 10 % of als een differentieel percentage ten opzichte van een referentietarief op een vast moment in de tijd, bijvoorbeeld het zesmaandelijkse EURIBOR-tarief plus 2 procent op een bepaalde vooraf bepaalde dag en tijd. Indien bij aanvang van een contract voor een bepaalde periode een procedure wordt overeengekomen tussen het huishouden of de niet-financiële instelling en de informatieplichtige om het krediettarief te berekenen, bijvoorbeeld het zesmaandelijkse EURIBOR-tarief plus 2 procent gedurende drie jaar, dan wordt dit niet beschouwd als een initiële rentebepaling, omdat de hoogte van het rentetarief in de drie jaar kan veranderen. De MFI-rentestatistieken inzake nieuwe kredietcontracten geven alleen het rentetarief weer dat voor de initiële periode met vaste rente bij de aanvang van een contract of na heronderhandeling van de lening wordt overeengekomen. Indien na deze initiële periode met vaste rente het rentetarief automatisch gewijzigd wordt in een variabel tarief, wordt dit niet weergegeven in de MFI-rentetarieven voor nieuwe contracten, maar alleen in de tarieven op uitstaande bedragen.

56. De volgende initiële perioden met vaste rente worden onderscheiden voor leningen aan huishoudens

Voor leningen aan huishoudens voor consumptie en andere doeleinden

 variabel tarief en een initiële perioden met vaste rente tot (en met) één jaar,

 meer dan een jaar en tot (en met) vijf jaar initiële periode met vaste rente, en

 een initiële periode met vaste rente van meer dan vijf jaar.

Voor leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis:

 variabel tarief en een initiële periode met vaste rente tot (en met) één jaar,

 een initiële periode met vaste rente van meer dan één jaar en tot (en met) vijf jaar,

 een initiële periode met vaste rente van meer dan vijf jaar en tot (en met) tien jaar, en

 een initiële periode met vaste rente van meer dan tien jaar.

57. De volgende initiële perioden met vaste rente worden onderscheiden voor leningen aan niet financiële ondernemingen tot 0,25 miljoen EUR, meer dan 0,25 miljoen tot 1 miljoen EUR en meer dan 1 miljoen EUR:

 variabel tarief en een initiële periode met vaste rente tot (en met) drie maanden,

 initiële periode met vaste rente van meer dan drie maanden en tot (en met) één jaar,

 initiële periode met vaste rente van meer dan een jaar en tot (en met) drie jaar,

 initiële periode met vaste rente van meer dan drie jaar tot (en met) vijf jaar,

 een initiële periode met vaste rente langer dan vijf jaar en tot (en met) tien jaar, en

 een initiële periode met vaste rente langer dan tien jaar.

58. Voor MFI-rentestatistieken wordt „variabel rentetarief” omschreven als de rente die continu (d.w.z. elke dag) of naar goeddunken van de MFI onderworpen is aan herzieningen van de rentevoet.

XVI.    Uitsplitsing naar gedekte lening met onderpand en/of garanties

59. Leningen aan huishoudens en niet-financiële vennootschappen gedekt door een onderpand en/of garanties worden bovendien separaat gerapporteerd voor alle categorieën nieuw afgesloten contracten van MFI-rentestatistieken, behoudens schulden op kredietkaart, doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, alsook kredietverleningen voor andere doeleinden.

60. Voor de MFI-rentestatistieken omvat de uitsplitsing van leningen naar onderpand/garanties de totale bedragen aan nieuwe bedrijfsleningen die door een zakelijke zekerheid gedekt werden via de „volgestorte” kredietprotectietechniek zoals omschreven in artikel 4, lid 31 en bijlage VIII, deel 1, afdelingen 6 tot en met 25 van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) en/of gegarandeerd middels de „niet-volgestorte kredietprotectietechniek”, zoals omschreven in artikel 4, lid 32, en bijlage VIII, deel 1, afdelingen 26 tot en met 29 van Richtlijn 2006/48/EG, waardoor de waarde van het onderpand en/of de garantie hoger is dan of gelijk is aan het totale bedrag van de lening. Indien een MFI de „gestandaardiseerde benadering” zoals omschreven in Richtlijn 2006/48/EG niet toepast voor het toezicht, mag zij dezelfde behandeling toepassen bij de rapportage van lening onder deze uitsplitsing.

61. De NCB’s kunnen de volgende derogaties verlenen aangaande de rapportage van zowel de toegepaste rente op en het transactievolume van leningen op onderpand/garantie aan niet financiële vennootschappen, indicatoren 62 tot 85, als het nationale geaggregeerde transactievolume van de respectieve post (indicatoren 37 tot 54) van alle leningen minder bedraagt dan 10 % van het nationale geaggregeerde transactievolume van de som van alle leningen van dezelfde bedragcategorie en minder dan 2 % van het transactievolume voor dezelfde omvang en de categorie initiële periode met vaste rente op het niveau van het eurogebied. In geval van derogaties dienen deze drempels op jaarbasis te worden gecontroleerd.

DEEL 5

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

62. Om de geaggregeerde bedragen met betrekking tot alle deelnemende lidstaten af te leiden, worden voor elk van de in de appendices 1 en 2 opgenomen categorieën instrumenten drie niveaus van samenvoeging toegepast.

XVII.    Statistische informatie op het niveau van informatieplichtigen

63. Zoals vastgelegd in paragrafen 64 tot en met 69 wordt op het eerste niveau de samenvoeging uitgevoerd door de informatieplichtigen. De NCB's kunnen ook van de informatieplichtigen gegevens op het niveau van de individuele deposito's en leningen opvragen. De gegevens worden gerapporteerd aan de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is.

64. Indien de rentetarieven inzake uitstaande bedragen, d.w.z. de indicatoren 1 tot en met 14 in appendix 1, worden samengesteld als een momentopname aan het einde van de maand, verschaffen informatieplichtigen voor ieder van de categorieën instrumenten een gewogen gemiddeld rentetarief dat betrekking heeft op de laatste dag van de maand.

65. Indien de rentetarieven inzake uitstaande bedragen, d.w.z. de indicatoren 1 tot en met 14 in appendix 1, worden samengesteld als impliciete rentetarieven die betrekking hebben op maandgemiddelden, verschaffen informatieplichtigen voor ieder van de categorieën instrumenten de gecumuleerde verschuldigde en te ontvangen rente in de maand en de gemiddelde deposito- en leningenstand in dezelfde maand.

66. Indien de rentetarieven inzake girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, d.w.z. de indicatoren 1, 5, 6, 7, 12, 23, 32 en 36 in appendix 2, worden samengesteld als een momentopname aan het einde van de maand, verschaffen informatieplichtigen voor ieder van de categorieën instrumenten een gewogen gemiddeld rentetarief dat betrekking heeft op de laatste dag van de maand.

67. Indien rentetarieven op girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten d.w.z. de indicatoren 1, 5, 6, 7, 12, 23, 32 en 36 in appendix 2, worden samengesteld als impliciete rentetarieven met betrekking tot maandelijkse gemiddelden, verschaffen de informatieplichtigen voor ieder van de categorieën instrumenten de in de loop van de maand gecumuleerde verschuldigde en te ontvangen rente en de gemiddelde deposito- en leningenstand in dezelfde maand.

68. Voor elk van de categorieën instrumenten inzake nieuwe contracten, d.w.z. de indicatoren 2 tot en met 4, 8 tot en met 11, 13 tot en met 22 en 30 tot en met 31, 33 tot een met 35 en 37 tot en met 85 in appendix 2, verschaffen informatieplichtigen een gewogen gemiddeld rentetarief. Daarnaast verschaffen informatieplichtigen voor elk van de indicatoren 2 tot en met 4, 8 tot en met 11, 13 tot en met 22 en 33 tot en met 35 en 37 tot en met 85 in appendix 2 het bedrag aan nieuwe contracten die in elke categorie instrumenten in de loop van de maand zijn afgesloten.

69. Kredietinstellingen en andere instellingen, waaraan door een NCB toestemming is verleend MFI-rentestatistieken samen als een groep te rapporteren, worden beschouwd als één informatieplichtige en verschaffen de in de paragrafen 64 tot en met 66 bepaalde gegevens die betrekking hebben op de groep als geheel. Bovendien verschaft de informatieplichtige elk jaar voor elke categorie instrumenten het aantal rapporterende instellingen en de variantie in rentetarieven voor deze instellingen binnen de groep. Het aantal informatieplichtige instellingen binnen de groep en de variantie hebben betrekking op de maand oktober en worden met de gegevens voor oktober ingediend.

XVIII.    Nationale gewogen gemiddelde rentetarieven

70. Op het tweede niveau wordt de samenvoeging uitgevoerd door de NCB's. Zij voegen de rentetarieven en de daarmee samenhangende bedragen aan contracten voor al hun nationale informatieplichtigen samen tot een nationaal gewogen gemiddeld rentetarief voor elke categorie instrumenten De gegevens worden aan de Europese Centrale bank (ECB) gerapporteerd.

71. Voor elk van de categorieën instrumenten inzake uitstaande bedragen, d.w.z. de indicatoren 1 tot en met 14 in appendix 1, verschaffen de NCB's een nationaal gewogen gemiddeld rentetarief.

72. Voor elk van de categorieën instrumenten inzake nieuwe contracten, d.w.z. de indicatoren 1 tot en met 23 en 30 tot 85 van appendix 2, verschaffen de NCB's een nationaal gewogen gemiddelde rentetarief. Daarnaast verschaffen de NCB's voor elk van de indicatoren 2 tot en met 4 en 8 tot en met 23, 33 tot 35 en 37 tot 85 in appendix 2 het bedrag aan nieuwe contracten dat in elke categorie instrumenten in de referentiemaand is afgesloten. Deze bedragen aan nieuwe contracten hebben betrekking op de totale populatie Ŷ, d.w.z. op de gehele potentiële populatie van informatieplichtigen. Indien gekozen is voor een steekproefbenadering om de informatieplichtigen te selecteren, worden daarom op nationaal niveau ophogingsfactoren gebruikt om de totale populatie af te leiden ( 13 ). De ophogingsfactoren zijn het omgekeerde van de trekkingskansen πi, d.w.z. 1/πi. Het geschatte bedrag nieuwe contracten voor de totale populatie Ŷ wordt dan berekend met behulp van de volgende generieke formule:

met:

yi

het bedrag aan nieuwe contracten van instelling i, en

πi

de waarschijnlijkheid dat instelling i wordt geselecteerd.

73. De NCB's verschaffen de gegevens betreffende MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen en op nieuwe contracten aan de ECB tot op vier decimalen nauwkeurig. Dit is ongeacht een eventueel door de NCB's te nemen besluit inzake de nauwkeurigheid waarmee zij de gegevens willen verzamelen. De gepubliceerde resultaten hebben niet meer dan twee decimalen.

74. In de met de nationale gegevens verstrekte methodologische notities, verstrekken de NCB's informatie over eventuele (wijzigingen van) regulerende maatregelen die MFI-rentestatistieken beïnvloeden.

75. De NCB's die kiezen voor een steekproefbenadering om de informatieplichtigen te selecteren, geven een schatting van de steekproeffout voor de aanvankelijke steekproef. Na ieder onderhoud van de steekproef wordt een nieuwe schatting verschaft.

XIX.    Geaggregeerde resultaten voor de deelnemende lidstaten

76. De laatste samenvoeging van de categorieën instrumenten voor elke deelnemende lidstaat tot het niveau van alle deelnemende lidstaten wordt uitgevoerd door de ECB.

AFDELING 6

BEHANDELING VAN SPECIFIEKE PRODUCTEN

77. De behandeling van de in de paragrafen 78 tot en met 86 gedefinieerde producten wordt gebruikt als referentie voor producten met soortgelijke kenmerkende eigenschappen.

78. Een deposito of lening met afnemende (toenemende) rente is een deposito of een lening met een vaste looptijd waarvoor een rentetarief geldt dat van jaar tot jaar toeneemt (afneemt) met een van tevoren vastgesteld aantal procenten. Deposito's en leningen met afnemende (toenemende) rente zijn instrumenten met vaste rentetarieven gedurende de gehele looptijd. Het rentetarief voor de gehele looptijd van het deposito of de lening en de andere voorwaarden worden van tevoren overeengekomen op tijdstip t0 wanneer het contract wordt ondertekend. Een voorbeeld van een deposito met toenemende rente is een deposito met een vaste looptijd van vier jaar waarop in het eerste jaar 5 % rente wordt ontvangen, in het tweede jaar 7 %, in het derde jaar 9 % en in het vierde jaar 13 %. Het AAR op nieuw afgesloten contracten, dat op tijdstip t0 in MFI-rentestatistieken moet worden opgenomen, is het meetkundige gemiddelde van de factoren „1 + rentetarief”. Conform paragraaf 3, kunnen de NCB's informatieplichtigen ook verzoeken het eng gedefinieerde rentetarief voor dit type product te hanteren. Het overeengekomen rentetarief uitgedrukt in procenten per jaar op uitstaande bedragen, dat van tijdstip t0 tot t3 moet worden opgenomen, is het tarief dat door de informatieplichtige wordt toegepast op het tijdstip waarop het MFI-rentetarief wordt berekend, d.w.z. in het voorbeeld van het deposito met een vaste looptijd van vier jaar is dat 5 % op tijdstip t0, 7 % op tijdstip t1, 9 % op tijdstip t2 en 13 % op tijdstip t3.

79. In het kader van MFI-rentestatistieken heeft leningen als deel van „kredietlijnen” dezelfde betekenis zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) en worden zij op dezelfde wijze ingedeeld. Uitsluitend uitstaande bedragen, d.w.z. opgenomen en nog niet terugbetaalde bedragen in de context van een kredietlijn, vallen onder nieuw afgesloten contracten en worden opgenomen in de MFI-rentestatistieken overeenkomstig paragraaf 17. Bedragen die via een kredietlijn beschikbaar zijn en niet zijn opgenomen of al zijn terugbetaald, worden niet in aanmerking genomen, noch als nieuw afgesloten contracten, noch als uitstaande bedragen.

80. Middels een „raamcontract” kan een klant leningen opnemen van verschillende leningsrekeningen met een voor alle leningsrekeningen geldend maximum. Ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst inzake het raamcontract worden de leningsvorm en/of het tijdstip van kredietopname en/of het rentetarief niet gespecificeerd, maar wordt een aantal mogelijkheden overeengekomen. Deze raamcontracten worden niet door MFI-rentestatistieken bestreken. Vanaf het tijdstip van een uit hoofde van een raamcontract overeengekomen opname van de lening, valt deze echter onder de respectieve post in MFI-rentestatistieken, zowel onder nieuw afgesloten contracten als uitstaande bedragen.

81. Er kunnen gereguleerde spaardeposito's bestaan met een basisrente plus een loyaliteits- en/of groeipremie. Op het tijdstip waarop het deposito wordt geplaatst, is het niet zeker of de premie zal worden betaald. De betaling hangt af van het toekomstige onbekende spaargedrag van het huishouden of de niet-financiële vennootschap. Als regel worden dergelijke loyaliteits- of groeipremies niet opgenomen in de overeengekomen rente uitgedrukt in procenten per jaar op nieuw afgesloten contracten. In het overeengekomen rentetarief uitgedrukt in procenten per jaar op uitstaande bedragen worden altijd de tarieven opgenomen die door de informatieplichtige worden toegepast op het tijdstip waarop MFI-rentetarieven worden berekend. In het geval dat een dergelijke loyaliteits- of groeipremie door de informatieplichtige wordt toegekend, wordt deze derhalve meegenomen in de statistieken van uitstaande bedragen.

82. Leningen kunnen aan huishoudens of niet-financiële vennootschappen worden aangeboden met gekoppelde derivatencontracten, d.w.z. een renteswap/cap/floor, enz. Als regel worden dergelijke gekoppelde derivatencontracten niet opgenomen in het AAR op nieuwe contracten. In het AAR op uitstaande bedragen worden altijd de tarieven opgenomen die door de informatieplichtige worden toegepast op het tijdstip waarop MFI-rentetarieven worden berekend. Indien derhalve een dergelijk derivatencontract wordt uitgeoefend en de informatieplichtige het rentetarief aanpast dat aan het huishouden of de niet-financiële vennootschap in rekening wordt gebracht, wordt dit derhalve meegenomen in de statistieken van uitstaande bedragen.

83. Deposito's kunnen bestaan uit twee componenten: een deposito met vaste looptijd waarvoor een vast rentetarief geldt, en een daarin besloten derivaat met een rendement dat is gekoppeld aan het resultaat van een bepaalde beursindex of een bilaterale wisselkoers, op voorwaarde van een gegarandeerd minimumrendement van 0 %. De looptijd van beide componenten kan gelijk of verschillend zijn. De overeengekomen rente uitgedrukt in procenten per jaar op nieuw afgesloten contracten bestrijkt de rente voor de deposito met vaste looptijd, aangezien het de overeenkomst weergeeft tussen de deposant en de informatieplichtige en het bekend is wanneer het geld geplaatst is. Het rendement op de andere component van het deposito dat gekoppeld is aan het resultaat van een beursindex of een bilaterale wisselkoers, is alleen ex post bekend wanneer het product vervalt en kan derhalve niet meegenomen worden in het tarief voor nieuwe contracten. Derhalve wordt slechts het gegarandeerde minimumrendement (gebruikelijk 0 %) bestreken. In het overeengekomen rentetarief uitgedrukt in procenten per jaar op uitstaande bedragen worden altijd de rentetarieven opgenomen die door de informatieplichtige worden toegepast op het tijdstip waarop MFI-rentetarieven worden berekend. Tot de vervaldag wordt het tarief op het deposito met vaste looptijd daarom meegenomen, alsook het gegarandeerde minimumrendement op het deposito met inbegrip van het geïntegreerde derivaat. Pas op de vervaldag geven de MFI-rentetarieven op uitstaande bedragen het op jaarbasis berekende rentetarief weer dat door de informatieplichtige wordt betaald.

84. Tot deposito's met een looptijd van meer dan twee jaar zoals gedefinieerd in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) kunnen pensioenspaarrekeningen behoren. Het grootste deel van pensioenspaarrekeningen mag belegd worden in effecten en het rentetarief hangt dan af van de opbrengst van de onderliggende effecten. Het resterende deel van pensioenspaarrekeningen wordt aangehouden in liquide middelen en het rentetarief daarop wordt door de kredietinstelling of andere instelling op dezelfde manier bepaald als voor andere deposito's. Op het tijdstip waarop het deposito wordt geplaatst, is het totale rendement van de pensioenspaarrekening aan het huishouden niet bekend en kan zelfs negatief zijn. Op het tijdstip waarop het deposito wordt geplaatst, wordt bovendien een rentetarief overeengekomen tussen het huishouden en de kredietinstelling of andere instelling dat uitsluitend geldt voor het depositogedeelte; het geldt niet voor het in effecten belegde gedeelte. Vandaar dat alleen het depositogedeelte dat niet in effecten wordt belegd, wordt meegenomen in MFI-rentestatistieken. Het te rapporteren overeengekomen rentetarief uitgedrukt in procenten per jaar op nieuwe contracten is het tarief dat tussen het huishouden en de informatieplichtige voor het depositogedeelte is overeengekomen op het tijdstip waarop het deposito wordt geplaatst. Het overeengekomen rentetarief uitgedrukt in procenten per jaar op uitstaande bedragen is het tarief dat door de informatieplichtige wordt toegepast op het depositogedeelte van de pensioenspaarrekeningen op het tijdstip waarop het MFI-rentetarief wordt berekend.

85.  Spaarplannen voor leningen voor de aankoop van een huis zijn langetermijnspaarregelingen met een mogelijks laag rendement die na een bepaalde periode van sparen het huishouden of de niet-financiële vennootschap het recht geven op een lening voor de aankoop van een huis tegen een verlaagd tarief. Overeenkomstig deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32), worden deze spaarplannen, zolang ze worden gebruikt als een deposito, ingedeeld onder deposito's met een vaste looptijd van langer dan twee jaar. Zodra ze worden omgezet in een lening, worden ze ingedeeld als leningen aan huishoudens voor de aankoop van een huis. Informatieplichtigen rapporteren het rentetarief dat wordt overeengekomen op het tijdstip waarop het aanvankelijke deposito wordt geplaatst, als een nieuw depositocontract. Het corresponderende bedrag van het nieuwe contract is het geplaatste geldbedrag. De toename van het op deposito geplaatste bedrag met de tijd wordt alleen opgenomen onder de uitstaande bedragen. Op het tijdstip waarop het deposito wordt omgezet in een lening, wordt deze nieuwe lening geregistreerd als een nieuw leencontract. Het rentetarief is het door de informatieplichtige aangeboden verlaagde tarief. Het gewicht is het totale bedrag van de lening dat aan het huishouden of de niet-financiële vennootschap wordt verstrekt.

86. Overeenkomstig deel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) geplaatste desposito's overeenkomstig het Franse gereglementeerde huisvestingsplan „plan d'épargne-logement” (PEL) geclassificeerd als een deposito met een vaste looptijd van meer dan twee jaar. De overheid bepaalt de voorwaarden voor deze PEL's en stelt het rentetarief vast, dat ongewijzigd blijft gedurende de gehele looptijd van het deposito, d.w.z. voor iedere „generatie” PEL's geldt hetzelfde rentetarief. PEL's worden ten minste vier jaar aangehouden en de klant dient ieder jaar het in de regeling vastgelegde minimumbedrag in het PEL in te leggen, maar het is te allen tijde tijdens de looptijd van het plan toegestaan de betalingen te verhogen. Informatieplichtigen rapporteren het eerste deposito bij de opening van een nieuw PEL als een nieuw contract. Het geldbedrag dat aanvankelijk in het PEL wordt ingelegd, kan zeer laag zijn, hetgeen betekent dat het aan het tarief voor nieuwe contracten toegekende gewicht eveneens relatief laag is. Deze benadering verzekert dat het tarief voor nieuwe contracten altijd de voorwaarden van de lopende generatie PEL's weerspiegelt. Wijzigingen in het op de nieuwe PEL's van toepassing zijnde rentetarief worden weerspiegeld in het tarief voor nieuwe contracten. De reactie van consumenten in de vorm van een portefeuilleherschikking van andere langetermijndeposito's naar reeds bestaande PEL's wordt niet meegenomen in de tarieven voor nieuwe contracten, maar alleen in de tarieven op uitstaande bedragen. Aan het einde van de periode van vier jaar kan de klant vragen om een lening tegen een verlaagd tarief of het contract verlengen. Omdat deze verlenging van het PEL automatisch gebeurt zonder enigerlei actieve betrokkenheid van de klant, en omdat over de voorwaarden van het contract met inbegrip van het rentetarief niet opnieuw wordt onderhandeld, wordt deze verlenging overeenkomstig paragraaf 20 niet beschouwd als een nieuw contract. Na verlenging van het contract is het de klant toegestaan extra bedragen te storten, mits het uitstaande bedrag een bepaald plafond niet te boven gaat en het contract een bepaalde maximale looptijd niet overschrijdt. Indien het plafond of de maximale looptijd wordt bereikt, wordt het contract bevroren. Het huishouden of de niet-financiële vennootschap behoudt het recht op de lening en krijgt nog steeds rente uitgekeerd overeenkomstig de voorwaarden die golden bij de opening van het PEL zo lang het geld bij de bank blijft staan. De overheid geeft subsidie op PEL's in de vorm van een rentebetaling bovenop het door de kredietinstelling of andere instelling geboden rentetarief. Overeenkomstig paragraaf 6 wordt alleen het gedeelte van de rentebetaling op grond van het door de kredietinstelling of andere instelling geboden tarief meegenomen in MFI-rentestatistieken. De overheidssubsidie die betaald wordt via maar niet door de kredietinstelling of andere instelling, wordt genegeerd.




Appendix 1

Categorieën instrumenten voor rente op uitstaande bedragen

Een overeengekomen rente uitgedrukt in procenten per jaar of eng gedefinieerd rentetarief wordt op maandbasis gerapporteerd voor alle in tabel 1 opgenomen categorieën.



Tabel 1

 

Sector

Type instrument

Oorspronkelijke looptijd, opzegtermijn, initiële periode met vaste rente

OA indicator

Rapportageverplichting

Deposito's in EUR

Van huishoudens:

Met vaste looptijd

Tot twee jaar

1

AAR

Langer dan twee jaar

2

AAR

Van nietfinanciële ondernemingen

Met vaste looptijd

Tot twee jaar

3

AAR

Langer dan twee jaar

4

AAR

Repo's

5

AAR

Leningen in EUR

Aan huishoudens

Voor de aankoop van een huis

Tot één jaar

6

AAR

Langer dan één en tot vijf jaar

7

AAR

Langer dan vijf jaar

8

AAR

Voor consumptie en andere doeleinden

Tot één jaar

9

AAR

Langer dan één en tot vijf jaar

10

AAR

Langer dan vijf jaar

11

AAR

Aan niet-financiële vennootschappen

Tot één jaar

12

AAR

Langer dan één en tot vijf jaar

13

AAR

Langer dan vijf jaar

14

AAR




Appendix 2

Categorieën instrumenten voor rentetarieven op nieuwe contracten

Een overeengekomen AAR of een NDER wordt op maandbasis gerapporteerd voor alle in de tabellen 2, 3, 4 en 5 opgenomen categorieën. De rapportage van de overeengekomen AAR gaat gepaard met het verband houdende transactievolume indien vermeld in de tabellen door het woord „bedrag”.

Categorieën binnen tabellen 2 (behoudens de indicatoren 33 tot 35), 3 en 5 sluiten elkaar uit in elke tabel. Daarom wordt een onder een indicator in tabel 2 (behoudens de indicatoren 33 tot 35) en/of in tabel 3 en/of tabel 5 gerapporteerde lening niet opnieuw gerapporteerd onder een andere indicator in dezelfde tabel, behoudens voor de in de indicatoren 33 tot 35 gerapporteerde leningen, die eveneens dienen gerapporteerd te worden onder de indicatoren 20 tot 22. Alle onder een categorie in tabel 3 gerapporteerde leningen dienen eveneens in de overeenstemmende categorie van tabel 2 te staan. Wat indicatoren in tabel 4 betreft, deze zijn subindicatoren van tabel 2, en indien gedekt, van tabel 3; daarom moet een onder tabel 4 gerapporteerde lening ook vermeld staan in tabel 2 of 3, al naar gelang het geval.

Tabel 5 verwijst uitsluitend naar het jaarlijkse kostenpercentage. In tabel 5 opgenomen leningen zijn eveneens opgenomen in de tabellen 2, 3 en 4 al naar gelang het geval, rekening houdend met de verschillende methodologie van het jaarlijkse kostenpercentage zoals omschreven in paragraaf 9.

In het geval van girale deposito's, deposito's met opzegtermijn, verruimde schulden op kredietkaart, alsook doorlopende leningen en rekening-courantkredieten, d.w.z. indicatoren 1, 5, 6, 7, 12, 23, 32, 36, wordt het begrip nieuw afgesloten contracten uitgebreid tot het gehele uitstaande bedrag.



Tabel 2

 

Sector

Type instrument

Oorspronkelijke looptijd, opzegtermijn, initiële periode met vaste rente

Nieuwecontracten indicator

Rapportageverplichting

Deposito's in EUR

Van huishoudens:

Onmiddellijk opvraagbaar

1

AAR

Met vaste looptijd

Met een looptijd tot één jaar

2

AAR, bedrag

Met een looptijd langer dan één en tot twee jaar

3

AAR, bedrag

Met een looptijd langer dan twee jaar

4

AAR, bedrag

Met opzegtermijn (1)

Opzegtermijn tot drie maanden

5

AAR

Opzegtermijn langer dan drie maanden

6

AAR

Van nietfinanciële ondernemingen

Onmiddellijk opvraagbaar

7

AAR

Met vaste looptijd

Met een looptijd tot één jaar

8

AAR, bedrag

Met een looptijd langer dan één en tot twee jaar

9

AAR, bedrag

Met een looptijd langer dan twee jaar

10

AAR, bedrag

Repo's

11

AAR, bedrag

Leningen in EUR

Aan huishoudens

Doorlopende leningen en rekening-courantkredieten

12

AAR

Verruimde schulden op kredietkaarten

32

AAR

Voor consumptie

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar

13

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

14

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf jaar

15

AAR, bedrag

Voor de aankoop van een huis

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar

16

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

17

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

18

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

19

AAR, bedrag

Voor andere doeleinden

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar

20

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

21

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf jaar

22

AAR, bedrag

Voor andere doeleinden, waarvan eenmanszaken

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar

33

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

34

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf jaar

35

AAR, bedrag

Aan niet-financiële vennootschappen

Doorlopende leningen en rekening-courantkredieten

23

AAR

Verruimde schulden op kredietkaarten

36

AAR

Leningen tot een bedrag van 0,25 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot 3 maanden

37

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan 3 maanden en tot één jaar

38

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot drie jaar

39

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan drie en tot vijf jaar

40

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

41

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

42

AAR, bedrag

Leningen boven een bedrag van 0,25 miljoen EUR en tot 1 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot 3 maanden

43

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan 3 maanden en tot één jaar

44

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot drie jaar

45

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan drie en tot vijf jaar

46

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

47

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

48

AAR, bedrag

Leningen voor een bedrag van meer dan 1 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot 3 maanden

49

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan 3 maanden en tot één jaar

50

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot drie jaar

51

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan drie en tot vijf jaar

52

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

53

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

54

AAR, bedrag

(*)   Voor deze instrumentcategorie worden huishoudens en niet-financiële vennootschapen samengevoegd en toegewezen aan de sector huishoudens.



Tabel 3

Nieuwe bedrijfsleningen met onderpand en/of garanties

 

Sector

Type instrument

Initiële periode met vaste rente

NB indicator

Rapportageverplichting

Leningen in EUR

Aan huishoudens

Voor consumptie

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar

55

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

56

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf jaar

57

AAR, bedrag

Voor de aankoop van een huis

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar

58

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

59

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

60

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

61

AAR, bedrag

Aan niet-financiële vennootschappen

Leningen tot een bedrag van 0,25 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot 3 maanden

62

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan 3 maanden en tot één jaar

63

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot drie jaar

64

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan drie en tot vijf jaar

65

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

66

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

67

AAR, bedrag

Leningen boven een bedrag van 0,25 miljoen EUR en tot 1 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot 3 maanden

68

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan 3 maanden en tot één jaar

69

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot drie jaar

70

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan drie en tot vijf jaar

71

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

72

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

73

AAR, bedrag

Leningen voor een bedrag van meer dan 1 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot 3 maanden

74

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan 3 maanden en tot één jaar

75

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan één en tot drie jaar

76

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan drie en tot vijf jaar

77

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan vijf en tot tien jaar

78

AAR, bedrag

Periode van initiële rentebepaling voor meer dan tien jaar

79

AAR, bedrag



Tabel 4

Nieuw afgesloten leningen aan niet financiële ondernemingen met een initiële periode met vaste rente van minder dan een jaar en een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar

 

Sector

Type instrument

Alle lening/leningen op onderpand/garantie naar oorspronkelijke looptijd

NB indicator

Rapportageverplichting

Leningen in EUR

Aan nietfinanciële vennootschappen

Leningen tot een bedrag van 0,25 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar, met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar

80

AAR, bedrag

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar, met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar, uitsluitend leningen op onderpand/garantie

81

AAR, bedrag

Leningen boven een bedrag van 0,25 miljoen EUR en tot 1 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar, met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar

82

AAR, bedrag

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar, met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar, uitsluitend leningen op onderpand/garantie

83

AAR, bedrag

Leningen voor een bedrag van meer dan 1 miljoen EUR

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar, met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar

84

AAR, bedrag

Variabel tarief en periode van initiële rentebepaling tot één jaar, met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar, uitsluitend leningen op onderpand/garantie

85

AAR, bedrag



Tabel 5

Nieuw afgesloten leningen aan huishoudens

 

Sector

Type instrument

Alle leningen

Nieuwe contracten indicator

Rapportageverplichting

Leningen in EUR

Aan huishoudens

Voor consumptie

Jaarlijks kostenpercentage

30

Jaarlijks kostenpercentage

Voor de aankoop van een huis

Jaarlijks kostenpercentage

31

Jaarlijks kostenpercentage

▼B




BIJLAGE III

MINIMUMNORMEN WAARAAN DE RAPPORTAGE DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN MOET VOLDOEN

De informatieplichtigen moeten voldoen aan de volgende minimumnormen om de rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank (ECB) met betrekking tot statistische informatie na te komen.

Minimumnormen voor transmissie

a) De rapportage door de informatieplichtigen aan de nationale centrale banken (NCB's) moet tijdig gebeuren en binnen de termijnen die zijn vastgesteld door de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is;

b) vorm en formaat van de statistische rapporten moeten voldoen aan de technische eisen die zijn vastgesteld door de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is;

c) een of meer contactpersonen binnen de informatieplichtige moeten worden aangewezen, en

d) de transmissie van de gegevens aan de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is, moet gebeuren met inachtneming van de daarvoor vastgestelde technische specificaties.

Minimumnormen voor nauwkeurigheid

e) De door de informatieplichtigen verschafte statistische informatie moet correct, consistent en volledig zijn; er moet gewezen worden op eventuele leemten, waarvoor aan de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is, een verklaring moet worden gegeven en die zo snel mogelijk moeten worden gedicht;

f) de door de informatieplichtige verschafte statistische informatie mag geen continue en structurele leemten bevatten;

g) de informatieplichtigen moeten informatie kunnen verschaffen over de ontwikkelingen waarop de verstrekte gegevens duiden;

h) de informatieplichtigen moeten zich houden aan de specificaties en decimalen die door de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is, voor de technische transmissie van de gegevens zijn vastgesteld, en

i) de informatieplichtigen moeten zich houden aan het afrondingsbeleid dat door de NCB van de deelnemende lidstaat waarvan de informatieplichtige ingezetene is, voor de technische transmissie van de gegevens is vastgesteld.

Minimumnormen voor conceptuele naleving

j) De door de informatieplichtigen verschafte statistische informatie moet worden gepresenteerd met inachtneming van de definities, conventies, classificaties en methoden zoals vervat in deze verordening;

k) in geval van afwijking van deze definities, conventies, classificaties en methoden, zullen de informatieplichtigen, waar van toepassing, op gezette tijden het verschil controleren en kwantificeren tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf die in deze verordening is vervat, en

l) de informatieplichtigen moeten een verklaring kunnen geven voor een eventuele breuk in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande perioden.

Minimumnormen voor herzieningen

m) De informatieplichtigen moeten het beleid en de procedures volgen die door de ECB en de NCB's met betrekking tot herzieningen zijn vastgesteld. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen moeten van een toelichting worden voorzien.

▼M2




BIJLAGE IV

OVERGANGSBEPALINGEN

▼M3

Tot en met de referentiemaand december 2013 luidt bijlage I, paragraaf 10, als volgt:

▼M2

„De minimumgrootte van de nationale steekproef dient zodanig te zijn dat:

a) de maximale stochastische fout ( 14 ) voor rentetarieven op nieuw afgesloten contracten gemiddeld over alle categorieën instrumenten niet groter is dan 10 basispunten bij een betrouwbaarheidsniveau van 90 % ( 15 ), of

b) deze omvat tenminste 30 % van de potentiële populatie van ingezeten informatieplichtigen; indien 30 % van de ingezeten informatieplichtigen meer dan 100 informatieplichtigen betreft kan de minimumgrootte van de nationale steekproef desalniettemin worden beperkt tot 100 informatieplichtigen, of

c) de informatieplichtigen in de nationale steekproef ten minste 75 % omvatten van de stand aan in euro luidende deposito's en 75 % van de stand aan in euro luidende leningen die verstrekt worden aan huishoudens en niet-financiële vennootschappen die ingezetenen zijn van de deelnemende lidstaten.”.

Tot en met de referentiemaand december 2010 luidt bijlage II, paragraaf 61, als volgt:

„NCB’s mogen derogaties verlenen aangaande de rapportage van rentetarieven op en het transactievolume van leningen op onderpand of garantie aan niet-financiële vennootschappen, indicatoren 62 tot 85, indien:

 het nationale geaggregeerde transactievolume van de respectieve post (indicatoren 37 tot 54) die alle leningen beslaat minder bedraagt dan 10 % van het nationale geaggregeerde transactievolume van de som van alle leningen in dezelfde bedragcategorie en minder dan 2 % van het transactievolume voor dezelfde omvang leningen en de categorie initiële periode met vaste rente op het niveau van het eurogebied.

 het nationale geaggregeerde transactievolume van de respectieve post van alle (gedekte en ongedekte) leningen voor de respectieve omvang van de lening en de categorie initiële periode met vaste rente aangaande de indicatoren in de onderstaande tabel (vroegere nieuw afgesloten contracten (NB), indicatoren 24 tot 29 in tabel 2 van appendix 2 bij bijlage II) bedraagt minder dan 100 miljoen EUR in december 2008.



 

Sector

Type of instrument

Oorspronkelijke looptijd, opzegtermijn, initiële periode met vaste rente

Voorheen nieuwe-contracten indicator

Leningen in EUR

Aan niet-financiële vennootschappen

Leningen tot (1) een bedrag van 1 miljoen EUR

Variabel tarief en initiële rentebepaling tot één jaar

24

Initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

25

Initiële rentebepaling voor meer dan vijf jaar

26

Leningen voor een bedrag van meer dan 1 miljoen EUR

Variabel tarief en initiële rentebepaling tot één jaar

27

Initiële rentebepaling voor meer dan één en tot vijf jaar

28

Initiële rentebepaling voor meer dan vijf jaar

29

(*)   In deze tabel betekent „tot”„tot en met”.

If derogations are granted, the abovementioned thresholds are to be checked on an annual basis.”



( 1 ) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

( 2 ) PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

( 3 ) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

( 4 ) Dat wil zeggen de som van de variantie binnen het stratum gedefinieerd als ΣhΣih1n x ixh2 dient aanzienlijk lager te zijn dan de totale variantie van de populatie van rapportageplichtigen gedefinieerd als Σn i=l1n x ix–2, waarbij h elke stratum aanduidt, xi de rente voor instelling i, xh de enkelvoudige gemiddelde rente van stratum h, n het totale aantal instellingen in de steekproef en x– het enkelvoudige gemiddelde van de rente van alle instellingen in de steekproef.

Dat wil zeggen de som van de variantie binnen het stratum gedefinieerd als ΣhΣih1n x ixh2 dient aanzienlijk lager te zijn dan de totale variantie van de populatie van rapportageplichtigen gedefinieerd als Σn i=l1n x ix–2, waarbij h elke stratum aanduidt, xi de rente voor instelling i, xh de enkelvoudige gemiddelde rente van stratum h, n het totale aantal instellingen in de steekproef en x– het enkelvoudige gemiddelde van de rente van alle instellingen in de steekproef. ◄

( 5

waarbij D de maximale stochastische fout is, zα/2 de uit de normale verdeling of enig andere passende verdeling conform de gegevensstructuur (bv. t-verdeling) berekende factor onder aanname van een betrouwbaarheidsniveau van 1-α, varθ^ de variantie van de schatter van parameter θ, en vâr^ de geschatte variantie van de schatter van parameter θ.

( 6 ) De NCB's kunnen de absolute maatstaf van 10 basispunten op een betrouwbaarheidsniveau van 90 % omzetten in een relatieve maatstaf als aanvaardbare maximale variatiecoëfficiënt van de schatter.

( 7 ) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

( 8 ) PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66.

( 9 ) NCB's kunnen een derogatie toekennen voor consumentenkrediet en leningen aan huishoudens voor huisaankopen ten opzichte van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.

( 10 ) PB L 15 van 20.1.2009, blz. 14.

( 11 ) S.14 en S.15 gecombineerd, zoals vastgelegd in het Europees systeem van rekeningen (ESR) 1995 opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1)

( 12 ) S.11 zoals omschreven in ESA 1995.

( 13 ) Ophogingsfactoren zijn niet vereist voor de gewogen gemiddelde rentetarieven, waarbij wordt aangenomen dat de schatting uit de steekproef de schatting voor de gehele potentiële populatie van informatieplichtigen is (bv. omdat alle werkzaamheden in het betreffende instrument worden uitgevoerd door de instellingen van de steekproef).

( 14 ) D = zα/2 * var(θ^) ≈ zα/2 * vâr(θ^), waarbij D de maximale stochastische fout is, zα/2 de uit de normale verdeling of enig andere passende verdeling conform de gegevensstructuur (bv. t-verdeling), berekende factor onder aanname van een betrouwbaarheidsniveau van 1-α,var() de variantie van de schatter van parameter var(), en var() de geschatte variantie van de schatter van parameter var().

( 15 ) De NCB's kunnen de absolute maatstaf van 10 basispunten op een betrouwbaarheidsniveau van 90 % omzetten in een relatieve maatstaf als aanvaardbare maximale variatiecoëfficient van de schatter.

Naar boven